Deze pagina geeft een overzicht van de familie Keizer, voor zover verwant aan mijn grootvader van moeders kant, Jacob Keizer.
Het verhaal van diens gezin komt de op vorige pagina: familie Keizer- de Vries.
De titel van deze pagina: “familie Keizer uit Friesland” dekt de lading maar gedeeltelijk. Mijn overgrootvader, Albert Jacob Keizer, was in Kuinre geboren en ook veel van zijn voorouders woonden in de grensstreek van de huidige provincies Friesland en Overijssel.
Albert heeft echter het grootste deel van zijn leven in Friesland gewoond, waar hij werkte voor de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.IJ.S.M).
Ook de familie van zijn echtgenote, Wiepkje van der Werf, woonde al generaties lang in Friesland.
Hoewel mijn overgrootvader nog leefde toen ik werd geboren, heb ik zelf met deze kant van de familie nooit contact gehad. Mijn grootouders waren gescheiden en mijn grootvader, Jacob Keizer, zag ik pas laat in mijn jeugd voor het eerst.
De contacten met hem en zijn tweede vrouw hebben ook nooit verhalen opgeleverd, zoals die waaruit ik bij de familie van mijn vaders kant zo rijkelijk kon putten.
De geschiedenis van de oudste generaties is geconstrueerd aan de hand van de archieven, met name van de website “Alle Friezen”. Over mijn overgrootvader vond ik in de nalatenschap nog veel terug met betrekking tot zijn carrière bij het spoor. En aan de hand van een grote doos met ansichtkaarten ontstond een beeld van de onderlinge contacten binnen deze familie.
Zowel Keizer als van der Werf zijn veel voorkomende namen. Maar mocht je op deze pagina één of meer beschreven personen herkennen: aanvullingen in welke vorm dan ook zijn van harte welkom!
Ook kwam ik in het bezit van een foto-album. Sommige foto’s zijn na enig puzzelen wel te koppelen aan een naam. Maar als je op de foto’s die op deze pagina zijn opgenomen iemand herkent, wil je dat dan laten weten?
Klik hier voor de contactpagina, of stuur een mail naar: jelle<at>faddegon.nl (<at> = @).
Hieronder volgt een overzicht van de opeenvolgende generaties.
De vrouwelijke afstammingslijn wordt vermeld voor zover deze bekend is. Deze is dan in een kader geplaatst.
Een overzicht van alle voorouders van Jacob Keizer, waarin ook de vrouwelijke voorouders zijn opgenomen, vind je in zijn kwartierstaat.
De structuur van deze pagina is als volgt:
- I. Jacob Jans Keizer (1759-1831) en Geertjen Tijden (1762-1832)
Zij kregen 9 kinderen, de middelste, Klaas, is de volgende in onze stamreeks:- II. Klaas Jacobs Keizer (1791-1837) en Jacobjen Alberts Mooi (1798-1884)
– met de geschiedenis van de familie Mooi
Het derde van hun vijf kinderen was Jacob:- III. Jacob Klazes Keizer (1825-1903) en Jacobje Wouters Kromhout (1826-1912)
– met de geschiedenis van de familie Kromhout
Jacob en Jacobje kregen negen kinderen; ook zij worden hieronder beschreven.
De jongste is:- IV. Albert Jacob Keizer (1869-1953) en Wijpkje van der Werf (1867-1948)
– met de geschiedenis van de familie van der Werf
Over mijn opa, hun zoon Jacob, lees je hier over de periode tot zijn huwelijk in 1920.
- IV. Albert Jacob Keizer (1869-1953) en Wijpkje van der Werf (1867-1948)
- III. Jacob Klazes Keizer (1825-1903) en Jacobje Wouters Kromhout (1826-1912)
- II. Klaas Jacobs Keizer (1791-1837) en Jacobjen Alberts Mooi (1798-1884)
I. Jacob Jans Keizer (1759-1831) en Geertjen Tijden (1762-1832)
Jacob was de zoon van Jan Keizer en Trijntje Jans; Geertje was de dochter van Tjede Klaassen en Geertjen Roelofs. Het grootste deel van hun leven woonden zij in Kuinre. Of zij daar ook geboren zijn, is nog niet achterhaald.
Uit de geboorte-actes van enkele kinderen blijkt, dat het gezin ook enkele jaren in Steenwijk en Heerenveen heeft gewoond.
Van Jacob wordt vermeld, dat hij werkzaam was als “arbeider”. Maar rond 1827 was hij korte tijd ingeschreven als “kroeghouder” in Kuinre, waar hij vier jaar later overleed. Hij werd 72 jaar. Geertje stierf een jaar later, 70 jaar oud.
De negen kinderen van Jacob en Geertje:
- Trientje (1787-1866)
Geboren in Kuinre, werd dienstbode in Sloten, waar ze op haar 28e een dochter kreeg, die Jeltje Jelles Keizer werd genoemd. De vermoedelijke vader heette kennelijk Jelle, maar verder is niets over hem bekend.
Toen Trientje 47 jaar oud was, in 1834, trouwde ze met de twintig jaar jongere schoenmaker Jan Jetskes Saagsma (1807-1849). Trijntje overleed in Langweer, 79 jaar oud. - Tieden (1787- )
Geboren in Kuinre, was varensgezel toen hij in 1815 in Amsterdam trouwde met Gesina Busman (1781-1835). Gesina was zes jaar ouder dan Tieden, was geboren in Ohne in Benthein en was tapster van beroep. - Jan Jacobs (1789-1835)
Werd geboren in Steenwijk, huwde in 1822 in Kuinre met de 13 jaar jongere Hendrika Geerts ter Wolde (1801-1839). Zij kregen vijf kinderen. Jan overleed in 1835, Hendrika 4 jaar later. Hun kinderen waren toen tussen de 9 en 17 jaar oud. - Geesje (1790-1863)
Werd geboren in Heerenveen. In 1818 was zij dienstmeid in Dijken, een gehucht onder Langweer. In dat jaar huwde zij in Doniawerstal met Hendrik Bles (1791-1853), arbeider uit het naburige Sint Nicolaasga. Geesjes vader Jacob tekende als een van de getuigen. Hij was toen “werkman” in Kuinre.
Geesje en Hendrik kregen acht kinderen. - Klaas Jacobs (1791-1837)
Ook Klaas werd in Heerenveen geboren. Hij trouwde in 1820 in Schoterland met Jacobjen Alberts Mooi (1798-1884), met wie hij in Kuinre vijf kinderen kreeg.
Meer over de familie van Klaas en Jacobjen lees je hieronder. - Revertje (1794-1825)
Revertje (ook gespeld als Reuwertjen) trouwde in 1821 in Kuinre met Berent Harms Boersma (1759-1825). Zij was toen 26 jaar oud en boerenmeid in Agterveen, waar Berent boer (veehouder) was, wellicht op dezelfde boerderij. Berent was toen 62 jaar en al twee keer weduwnaar. De dag na hun huwelijk werd zoon Hidde geboren.
Ruim een jaar later beviel Revertje van een tweeling: Bouwe en Jacob; Bouwe overleed na twee dagen. In 1824 kwam dochter Geertje ter wereld.In de winter van 1825 was er een combinatie van een noord-wester orkaan, springtij en een hoge waterstand van rivieren en Zuiderzee. Toen de storm vervolgens naar het zuidwesten draaide, werd het water met enorm geweld in de inham tussen de Lemmer en Kuinre opgezweept. Op 4 februari 1835 leidde dit tot dijkdoorbraken, die noordwest Overijssel en geheel zuidelijk Friesland onder water zetten. Zie de Stormvloed van 1825 Op Wikipedia.
Berent en Revertje verdronken, samen met hun twee peuters Hidde en Jacob. Het stoffelijk overschot van Berent werd ruim twee weken later gevonden. Meer dan een maand na de ramp vonden een oom van Revertje en diens zoon het lijkje van Hidde terug, in een sloot tussen de boerderijen. Over de zuigeling Geertje hebben we nog niets teruggevonden.
Ongetwijfeld hebben ook de andere kinderen van de familie Keizer, die in het rampgebied woonden, met de gevolgen van de ramp te maken gehad.
- Albert (1798-1877)
Werd geboren in Kuinre, waar hij op zijn 79e ook overleed.
Hij bleef ongehuwd en staat in het bevolkingsregister vermeld als arbeider en later als “nachtwacht”. - Roelof (1801-1848)
Werd geboren in Kuinre, stond daar ingeschreven als arbeider toen hij op zijn 47e overleed. - Petertjen (1804-1872)
Petertje was boerenmeid te Kuinre toen zij in 1827 trouwde met de boerenknecht, later veehouder, Harmen Reitzes Boelsma (1791-1879). Het stel kreeg acht kinderen. Petertjen werd 68 jaar oud.
II. Klaas Jacobs Keizer (1791-1837) en Jacobjen Alberts Mooi (1798-1884)
Klaas Jacobs, het vijfde en middelste kind van Jacob en Geertje, werd geboren in Heerenveen. Zijn ouderlijk gezin verhuisde al vroeg in zijn jeugd naar Kuinre terug.
Op zijn 29e trouwde hij in het Friese Schoterland met de de zeven jaar jongere Jacobjen Alberts Mooy (1798-1884).
Jacobjen was een dochter van Albert Pieters Mooy (1764-1839) en Durkjen Oenes (1762-1820). Het gezin woonde in Oosterzee en Albert verdiende de kost als arbeider.
Klaas en Jacobjen woonden in Kuinre, waar ook hun vijf kinderen werden geboren. Klaas staat ingeschreven in het bevolkingsregister als arbeider.
Klaas overleed toen hij 45 jaar oud was. De kinderen waren toen tussen de 15 en 5 jaar oud.
In 1856 staat bij Jacobjen vermeld, dat zij arbeidster is. Zij was toen 58 jaar oud.
Jacobjen zou 86 jaar oud worden.
De kinderen van Klaas en Jacobjen:
- Geertjen (1821-1904)
Geertje werd dienstbode in Kuinre. Toen zij 26 jaar oud was, beviel zij van een dochter, Petertjen (1847-1868). De vader is niet bekend.
Zes jaar later trouwde Geertje in Sneek met de 20 jaar oudere Doeke Cuperus (1801-1875).
Dochter Petertjen bleef bij haar grootmoeder in Kuinre achter.
Met Doeke kreeg Geertje nog vier kinderen. De drie jongsten overleden in 1865 binnen één maand tijd.- Alida Jacoba Cuperus (1854-1928).
huwde Age Riemersma uit Sneek - Epeus Gerardus Cuperus (1856-1865).
- Anna Geertruida Cuperus (1858-1865).
- Klaasje Geertruida Cuperus (1862-1865).
- Alida Jacoba Cuperus (1854-1928).
- Albert (1822-1850)
Van deze Albert weten we alleen, dat hij arbeider was en in Kuinre woonde.
- Jacob Klazes (1825-1903)
Jacob trouwde in 1856 in Delfstrahuizen met Jacobje Wouters Kromhout (1826-1912).Meer over de familie van Jacob en Jacobje lees je in het hoofdstuk hierna.
- Dirkjen (1828-1917)
Was dienstmaagd toen zij in 1850 trouwde met de 9 jaar oudere Haije van der Werf (1820-1910), timmermansknecht in Kuinre.De kinderen van Dirkjen en Haije waren:
- Neeltjen van der Werf (1851-1930).
- Klaas van der Werf (1853-1940).
- Jacobje van der Werf (1856-voor 1858).
- Jacobje van der Werf (1858-1944).
- Kasper van der Werf (1863-1943).
Kasper trouwde in 1885 in Muiden met Alida van der Vegt (1859-1945) uit Weesp.
- Petertjen (1831-1843)
Dit meisje overleed ruim een week voor haar twaalfde verjaardag.
III. Jacob Klazes Keizer (1825-1903) en Joekje Wouters Kromhout (1826-1912)
Jacob Klazes was de middelste van de vijf kinderen van Klaas Keizer en Jacobjen Mooy.
Toen hij in 1856 op zijn 31e in het Friese Delfstrahuizen trouwde met Joekje Wouters Kromhout, was hij bakkersknecht in Echten.
Joekje was toen dienstmeid in Echten. Zij was het vierde van de zeven kinderen van Wouter Sjoerds Kromhout (1789-1840) en Cornelia Vendrig (1792-1861) uit Delfstrahuizen.
Wouter liet in 1812 de familienaam Kromhout registreren. Zijn vader, Sjoerd Mintjes, was toen al overleden.
De voorouders van Joekje zijn, voor zover bekend, terug te zien in haar kwartierstaat.
Ruim een maand na hun huwelijk werd een dochter geboren, die net als haar moeder en grootmoeder Jacobje (en in het Fries: Joekje) werd genoemd.
Er kwamen in totaal zes kinderen, waarvan er slechts drie de volwassen leeftijd bereikten.
Het gezin verhuisde naar Sint Nicolaasga, vervolgens naar Oosterzee en kort daarna naar Kuinre.
In Kuinre werd het jongste kind Albert geboren, de enige zoon.
De beide dochters verlieten gaandeweg het ouderlijk huis om als dienstbode te gaan werken. Maar in 1889 kwam dochter Klaaske hoogzwanger thuis, waar ze beviel van een zoon, Jacob. Jacob zou enige jaren aan de zorgen van zijn grootouders Jacob en Joukje worden toevertrouwd.
Zij verhuisden, met zoon Albert en kleinzoon Jacob, naar Hieslum. Jacob sr. was daar werkzaam als boerenarbeider, Albert werd wegwerker bij de spoorwegen. Later trok ook dochter Klaaske opnieuw bij hen in.
Nadat Klaaske en Albert, beiden op dezelfde dag, waren getrouwd, verhuisden Jacob en Joukje naar Parrega, een dorp verderop.
In 1897 tenslotte verhuisden zij, op hun oude dag, naar hun oudste dochter Jacobje, die toen in Haarlem woonde met haar gezin.
Daar overleed Jacob in 1903, 77 jaar oud.
Joekje overleed negen jaar later, op haar 86e, in het Diaconiehuis op de Janstraat.
De laatste briefjes die zij aan haar kinderen schreef, zijn bewaard gebleven. Die zijn te zien in dit pdf-bestand, aangevuld met mededelingen van de vader van Diaconessenhuis over haar gezondheid.
De kinderen van Jacob en Jacobje:
- Jacobje (Joukje) (1856-1924)
Joukje werd geboren in Delfstrahuizen. Zij werkte in Sneek als dienstbode toen zij daar in 1884 trouwde met Jakob de Jonge (1863-1936), bankwerker in Sneek. Zij kregen daar twee kinderen; hun derde werd geboren toen zij in Haarlem woonden.
Daar namen zij later ook de ouders van Joukje in huis.De kinderen van Jacobje en Jakob de Jonge:
- Johanna de Jonge (1885-1920).
Huwde in 1910 met Klaas Stapel (1885- ), chauffeur-mécanicien.
Zij overleed in Amsterdam, 34 jaar oud. Van haar vier kinderen was de oudste toen acht, de jongste twee jaar oud.Bij het huwelijk van zijn kinderen staat Klaas vermeld als caféhouder, later theetuinhouder in Lisse.
- Jakob de Jonge (1887-1963).
In 1910 was Jakob getuige voor het huwelijk van zijn zus Johanna. Als beroep werd toen vermeld: meubelmaker. Hij had toen al verkering met Johanna Wilhelmina van der Werff (1888- ); het stel zond regelmatig ansichtkaarten naar de familie in Friesland ondertekend met “Jac en Mien”.
In 1912 vertrok Jakob naar Los Angeles. Hij kwam in Kellogg (Idaho) terecht, waar hij zeven dagen per week in een mijn werkte voor 3 dollar per dag. Hij kon niets anders vinden, want hij was de taal niet machtig.
Maar een jaar later stuurde hij een kaart met de mededeling: “Mien is aangekomen in goede gezondheid. We zijn vandaag getrouwd”. Zij vestigden zich in Los Angeles, waar Jacob zijn oude vak van meubelmaker weer oppakte.
In 1916 kregen ze een zoon, Jacob Adrian, die Japie werd genoemd.
Tot begin jaren ’50 was er nog contact met de familie met ansichtkaarten van “Jac en Mien”.
- Nicolaas de Jonge (1893- ).
Werd geboren in Haarlem.
Hij werd meubelmaker en trouwde in 1922 met Maartje Schilp (1893- ).
- Johanna de Jonge (1885-1920).
- Cornelia (1858-1860)
Geboren in Sint Nicolaasga en aldaar overleden 1 jaar en 8 maanden oud.
- Cornelia (1861-1865)
Werd ook geboren in Sint Nicolaasga, waar zij overleed op 4-jarige leeftijd.
- Klaaske (1862-1938)
Ook Klaaske werd in Sint Nicolaasga geboren. Ze groeide op in Kuinre en ging op haar achttiende in Sneek als dienstbode werken. In 1887 kwam zij gedurende de zomermaanden weer bij hij ouders wonen, maar daarna vertrok ze weer naar Sneek.
Januari 1889 kwam ze hoogzwanger terug naar haar ouders, waar op 9 februari haar zoon Jacob werd geboren. Klaaske was toen 26 jaar oud.In 1890 werkte Klaaske als dienstbode bij de weduwe Murray Bakker op de Amsteldijk in Amsterdam.
Haar zoontje Jacob verbleef bij haar ouders in Kuinre, die kort daarop met hun nog thuis wonende zoon Albert naar Hieslum verhuisden. Toen Klaase in 1892 weer terugkwam uit Amsterdam, woonde ook zij nog kort in Hieslum bij haar ouders.Klaaske en haar broer Albert kregen beiden een relatie met met kinderen uit het gezin van der Werf uit Sneek.
Op dezelfde dag in 1893 trouwden zij: Klaaske (toen 30 jaar oud) met de acht jaar jongere Tjeerd van der Werf (1870-1946), timmerman te Sneek, en Albert met diens zus Wijpkje.
Klaaskes zoon Jacob, die toen bijna vier jaar oud was, werd bij het huwelijk gewettigd. Klaaske was toen alweer vijf maanden zwanger. Klaaske en Tjeerd kregen daarna samen nog zes kinderen.Zij woonden hun hele leven in Sneek. Klaaske overleed in 1938, 75 jaar oud. Tjeerd overleed acht jaar later, 76 jaar.
Van de hier afgebeelde foto’s weten we niet helemaal zeker wie er op staan, maar dit is vrijwel zeker een foto van hun vijf jongste kinderen in 1908.
Alleen de oudste, Jacob, ontbreekt.De kinderen van Klaaske en Tjeerd:
- Jacob van der Werf (1889- ).
Toen Klaaske en Tjeerd in 1893 trouwden, werd dit kind door Tjeerd gewettigd.Jacob was kruideniersbediende toen hij 23 jaar oud trouwde met de de 7 jaar oudere Rigtje Blok (1882-1965).
In 1927 verhuisden zij uit Rinsumageest naar Leeuwarden. Bij hun inschrijving staat vermeld, dat Jacob dan pakhuisknecht is.
In Leeuwarden woonde Jacobs jongste broer Henderikus enige jaren bij hen in huis.
Rigtje overleed in 1965 in Drachten; over Jacob of over eventuele kinderen zijn geen verdere gegevens bekend.
- Sybe van der Werf (1893-1959).
Sybe werd ruim vier maanden na het huwelijk van zijn ouders geboren in Sneek.
Hij werd chauffeur en kantoorbediende. Later staat als beroep ook Rijwielhersteller vermeld.
In 1914 woonde hij gedurende een half jaar in Weststellingwerf, daarna kwam hij terug naar zijn ouders in Sneek.
Sybe trouwde op zijn 23e met Jeltje de Jong (1891-1953), winkeljuffrouw.
Zij woonden in Sneek en kregen twee zoons; Tjeerd (1919-1993), pakhuisknecht in Sneek, en Pieter (1921- ).
- Albert van der Werf (1894-1956).
Zijn geboorte-aangifte wordt gedaan door Ymkje Kooistra, de vroedvrouw, omdat de vader “om zijn beroep afwezig” is.
Albert vertrekt 1918 naar Leiden, trouwt een jaar later in Sneek met Kornelia Jaasma (1891-), met wie hij in Leiden gaat wonen. Hij wordt daar agent van politie. Voor zover bekend hadden zij één dochter, Jantje (1920-).
- Tjeerd van der Werf (1895- ).
Tjeerd werd timmerman, net als zijn vader.
Vlak voordat zijn broer Sybe naar Weststellingwerf vertrok, ging Tjeerd daar in 1914 ook heen. Maar hij kwam na drie weken alweer thuis. Wat de beide broers daar deden is nog niet opgehelderd.
Tjeerd trouwde met Inkje van der Schaaf (1896- ) uit Bolsward.
Hun zoon, die ook weer Tjeerd (1919- ) heette, werd machinale houtbewerker.
Hun dochter, die net als haar moeder Inkje (1922- ) heette, trouwde Lucas Molenkamp, die meubeltekenaar was. Getuigen bij het huwelijk waren Inkjes grootvader Tjeerd en haar broer Tjeerd. Ook vader Tjeerd was aanwezig. Hopelijk kon de ambtenaar van de burgerlijke stand der gemeente Sneek alle Tjeerds nog uit elkaar houden.
- Joekje van der Werf (1898-1965).
Joekje vertrok in 1919 naar Amsterdam, waar zij gedurende vijf maanden als dienstbode werkte. Daarna vertrok zij naar de Koningstraat in Leiden en begin 1920 naar Rotterdam. Daar trouwde zij in Rotterdam met Hendricus van Rijswijk, agent van politie uit Schoonhoven (1897-).
Joekjes ouders waren niet bij het huwelijk aanwezig, maar gaven schriftelijk hun toestemming.
Joekje en Hendricus kregen vier zoons. Met de drie oudsten reisden zij begin 1931 voor vijf maanden naar Curaçao. Daarna woonde het gezin op meerdere adressen in Rotterdam.
Joekje overleed in 1965 in Rotterdam.
- Henderika van der Werf (1902-1904).
Dit meisje werd overleed in Sneek, nog geen twee jaar oud.
- Henderikus van der Werf (1905-1984).
Hij begon als loopjongen, maar werd griffier bij het gerechtshof in Leeuwarden. In 1928 ging hij bij zijn oudste broer Jacob en schoonzus Rigtje wonen in Leeuwarden, totdat hij in 1934 trouwde met Jitske de Schiffart (1911-2004) uit Roordahuizen. Broer Jacob was getuige bij het huwelijk.
Henderikus en Jitske kregen drie zoons.
Henderikus overleed in 1984, Jitske twintig jaar later.
- Jacob van der Werf (1889- ).
- Cornelia (1867-1868)
Terug naar het gezin van Jacob Keizer en Joekje Kromhout.
Hun vierde kind werd geboren in Oosterzee; het was de derde keer dat zij een meisje Cornelia noemden.
Maar ook deze Cornelia zou vroeg overlijden: een week voor haar eerste verjaardag en kort nadat het gezin naar Kuinre was verhuisd.
- Albert Jacob (1869-1953)
Toen zij beiden begin 40 waren, werd het gezin van Jacob en Joekje nog uitgebreid met een zoon. Albert werd in Kuinre geboren. Zijn zussen waren toen al dertien en bijna zeven jaar oud.De levensloop van Albert Jacob Keizer wordt in het volgende hoofdstuk beschreven.
- Jacob (1894-1894)
Dit jongetje werd geboren in Hieslum en overleed daar toen hij nog maar drie maanden oud was.
- Henderika (1895-1975)
Rika werd geboren in Hieslum. Ze bleef ongehuwd en zou haar hele leven bij haar ouders blijven wonen.
Wel vinden we in de verzameling ansichtkaarten een in 1921 beschreven kaart uit de V.S., waarin een familie Visser de familie Keizer feliciteert met de verloving van Rika. Maar verdere gegevens en wie de gelukkige verloofde geweest kan zijn, zijn niet bekend. Misschien was het Roel van Gosliga uit Hieslum, die haar vanaf 1915 tot ver in de jaren ’30 meerdere keren per jaar een romantische ansichtkaart stuurde.
Dankzij een door hem in september 1921 verzonden kaart weten we, dat Rika toen bij haar broer in Amsterdam logeerde, waarschijnlijk als kraamhulp bij haar zojuist geboren nichtje.In het begin van de oorlog werd Rika E.H.B.O.-er.
In een notitieboekje vonden we korte aantekeningen van de eerste maanden van de oorlog en ook van de laatste maanden van 1944, waarin Rika ondanks de spoorstaking voor het Rode Kruis regelmatig naar Harlingen moest, en tenslotte van gebeurtenissen rond Franeker bij de bevrijding vanaf april 1945.
In een van de laatste oorlogsmaanden had zij de leiding bij de opvang van evacuees in een nood-ziekenhuis in Franeker.Later besteedde zij veel tijd aan haar ouders, die door hun afnemende gezondheid veel zorg nodig hadden.
Veel inkomen had zij niet, getuige het briefje waarmee zij zich in 1946 voor de belastingsdienst verantwoordde.
In 1966, kort na haar 25-jarig jubileum, nam Rika afscheid als E.H.B.O.-er.
In 1975 overleed Rika, bijna 81 jaar oud. Haar broer Jacob was de enige erfgenaam. Behalve haar spaargeld en het huis op de Parallelweg behoorde daartoe ook 1,4 hectare landbouwgrond in Twijzelerheide, die verpacht was aan H.D.van der Boon.Rika werd begraven bij haar ouders op de begraafplaats in Franeker.
Het huis werd verkocht en de landbouwgrond werd door Jacob geschonken aan zijn kinderen, Clazina en Albert. Deze schonken het later aan de pachter.
- Jacob (1897-1981)
Ook Jacob werd in Hieslum geboren. Na de verhuizing naar Sneek ging hij daar naar school.
De schoolrapporten van de lagere school zijn bewaard gebleven, evenals van de voorbereidende klas van de rijksnormaalschool in Sneek, schooljaar 1910-1911.Jacob zou dus opgeleid worden tot onderwijzer.
Wanneer hij met die opleiding stopte is niet achterhaald. In de familie werd verteld, dat het voor de leerlingen maar gelukkig was, dat zij Jacob niet als onderwijzer hadden gekregen.In april 1915 vertrok hij naar Minnertsga, waar hij in opleiding ging als klerk bij de locaalspoorwegen van de H.IJ.S.M. Hij kreeg een aanstelling voor een jaar en een bezoldiging van f.6,50 per week, nauwelijks meer dan waarmee zijn vader 25 jaar eerder begon.
In juni werd hij overgeplaatst naar Stiens, waar hij maart 1916 in vaste dienst werd aangesteld als leerling-klerk en werd ingeschreven in het pensioenfonds. Een jaar later was zijn opleiding voltooid en werd hij aangesteld als Klerk. Zijn standplaats bleef Stiens.En dat zou hem goed uitkomen, want hij had daar Antje de Vries leren kennen, dochter van de plaatselijke boekhandelaar en dorpsomroeper Gaele Tabes.
De verkering werd serieus: maart 1917 schreef hij op een ansicht aan zus (en ouders): “denken jullie ook om de verj. van Antje 7 April?” Samen maakten ze ook uitstapjes: in september kregen ouders en zus de hartelijke groeten uit Rotterdam van “An en Jac”.
Maar eerst moest Jacob in militaire dienst. Eerst een half jaar in de Kromhoutkazerne in Utrecht, daarna werd hij als telegrafist in IJmuiden gelegerd. Hij zou toen in de kost zijn geweest bij de familie Stuffers in Wormerveer. Deze bleven de relatie met de familie Keizer nog lang onderhouden, getuige de felicitaties met de verjaardagen van zus Rika en later van Jacobs dochter Clazien.
De verkering met Antje was serieus. Zij stuurde ook toen al vele ansichtkaaren aan Jacobs zus Rika, ondertekend met “je toegenegen zus An”.
Maart 1919 was Jacob terug in Stiens, waar hij zijn werk voor het spoor weer kon oppakken.
Hij deed examen om te worden toegelaten als aspirant commies. Dat was een administratieve rang bij overheidsinstellingen, tussen klerk en referendaris. Voor dat examen slaagde hij met een ruim voldoende.Februari 1920 werd Jacob overgeplaatst naar Amsterdam in de functie van klerk op het documentenkantoor op het spooremplacement in de Rietlanden.
Hij woonde tijdelijk in bij de weduwe Jautze in de Celebesstraat, in afwachting van de overkomst van Antje en hun huwelijk in oktober van dat jaar.Intussen logeerde het paar ook regelmatig bij de familie de Vries in Stiens of bij de familie Keizer in het huisje bij de spoorbrug in Hindeloopen.
Hun verdere geschiedenis kun je t.z.t. lezen op de pagina over familie Keizer- de Vries
- terug naar het begin van deze pagina
- terug naar het overzicht van de website
- of terug naar de beginpagina.
IV. Albert Jacob Keizer (1869-1953) en Wijpkje van der Werf (1867-1948)
Albert wordt vrijstelling verleend voor de militie, “uithoofde van te zijn eenige wettige zoon”.
Als hij 21 jaar oud is, ontvangt hij een brief met de volgende tekst:
“Ter wille uwer zuster Klaasje die ons altijd goed trouw en eerlijk gediend heeft, en die een goed woord voor U gedaan heeft bij ons; om U aan eene betrekking te helpen daar gij tegenwoordig zonder werk zijt, zoo heb ik ter wille van haar daarvan werk gemaakt en is het mij hoogstwaarschijnlijk gelukt U bij het Spoor alhier geplaatst te krijgen op eene vaste bezoldiging van één gulden en tien cents per dag, of daar nog vrije woning bij zal komen, zal van omstandigheden afhangen en kon ik hiervan nog niets bepalen.
Zoo dit naar U genoegen is, zorg dan aanstaande Woensdag vóór 11 uur aan ‘t Station alhier te zijn om met de trein van 11 uur en 7 minuten voor uwe eigene kosten naar Leeuwarden te gaan en om aldaar voor uwe oogen gekeurd te worden, dat U wederom één gulden zal kosten, wordt U niet goed gekeurd, dan krijgt gij de gulden terug, doch wordt gij goedgekeurd, dan wordt ge ook op 15 October definitief aangesteld dat voor U zeer veel waard zal zijn, en hoop dat zulks door goed oppassen gewaardeerd zal worden.
Dus a.s Woensdag 1 October vóór 11 uur zorgen hier aanwezig te zijn.”
De brief was ondertekend door de stationschef van Sneek. Waarschijnlijk was Alberts zuster Klaaske als dienstbode bij zijn gezin in dienst geweest.
Daarna gaat het snel. De Burgemeester van Kuinre verleent Albert een handgeschreven “verklaring van goed gedrag” en op 20 oktober wordt hij “wegwerker” bij de “Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.IJ.S.M.)” voor een daggeld van f. 1,-.
Hiermee begint Alberts carrière bij “het Spoor”.
Albert verhuist naar Hieslum, waar aan de lijn Leeuwarden-Staveren Wachtpost 28 staat.
Zijn ouders verhuizen mee, evenals het zoontje van zijn zus Klaaske, de anderhalf jaar oude Jacob. Twee jaar later trekt ook Klaaske bij hen in.
Of zij allen in de kleine wachtpost wonen is niet bekend. De spoorlijn ligt een eind van de dorpskern verwijderd en het is van daar uit nog een eind door de weilanden lopen naar de wachtpost.
Ruim twee jaar later is er veel veranderd. Zus Klaaske is opnieuw zwanger en trouwt op 14 mei 1893 met Tjeerd van der Werf uit Sneek. Haar zoontje Jacob wordt gewettigd en dit gezin vestigt zich in Sneek. Hun verhaal staat in het vorige hoofstuk.
Albert trouwt op dezelfde dag met de zus van Tjeerd, Wiepkje van der Werf.
Zij gaan samen in het huisje in Hieslum wonen; Alberts ouders vertrekken naar Parrega.
Familie van der Werf.
Wiepkje was het vierde van de zeven kinderen van Sybe van der Werf en Henderika Kuipers, beiden arbeiders en afkomstig uit arbeidersgezinnen. Deze voorouders zijn terug te zien in de uitgebreide kwartierstaat van Wiepkje van der Werf, die nog teruggaat tot het jaar 1600.
Op de familiefoto uit ca. 1883 staan Henderika en Sybe met hun kinderen v.l.n.r. Haring, Tjeerd, Wijpkje, Klaaske en Neeltje, ca 1883.
De oudste, Abraham, ontbreekt hier.
De kinderen van Sybe en Henderika:
1.Abraham (1861-1931)
Abraham werd schoenmaker en ging later bij het spoor werken. Hij trouwde met Maaike Rodenburg (1848-1912).
Hij zou een verdienstelijk organist zijn geweest: “Hij had een voorkeur voor opera; niet voor psalmen, zoals de rest van de familie”.
Abraham en Maaike woonden in Abbega en kregen twee dochters, Hendrika (1884-1952) en Anna Elisabeth (1887-1976).
Hendrika bleef ongehuwd.
Anna trouwde met Anne Walinga. Zij werd 89 jaar oud en liet geen kinderen na.
Over Anna verscheen in 1972 een artikel in de Leeuwarder Courant. Zie dit pdf-bestand.
2.Tjeerd (1864-1864)
Dit kind werd maar twee maanden oud.
3.Neeltje (1865-1902)
trouwde met Hilbrand Martens de Vries (1859-1941), met wie zij drie kinderen kreeg: Pietje, Siebe en Marten.
4.Wijpkje (1867-1948)
Trouwde met Albert Keizer; zie hun verhaal hieronder.
5.Tjeerd (1870-1946)
Trouwde met Klaaske Keizer; hun verhaal staat hierboven bij kinderen van Jacob Keizer en Joukje Kromhout.
6.Haring (1873-1962)
Werd steendrukker en trouwde met Grietje Frederiks de Groot 1874- ).
Zij woonden in Sneek waar zij drie kinderen kregen: Frederika, Hendrika en Jan.
7.Klaaske (1877-1889)
Klaaske overleed toen zij ruim elf jaar oud was.
Albert en Wiepkje krijgen in Hieslum drie kinderen: Jacob, Hendrika (Rika) en opnieuw Jacob. De eerste zoon Jacob werd maar drie maanden oud.
Albert verdiept zich in de reglementen van de H.IJ.S.M. en de seinen en vlaggen die deel uitmaken van zijn dagelijkse werk.
In de jaren die volgen wordt zijn daggeld eerst elke twee jaar, en later jaarlijks, met vijf cent per dag verhoogd.
Intussen blijft er veel tijd over om langs het spoor een moestuin te onderhouden.
Het geloof lijkt een belangrijke rol te spelen. Wellicht is het vooral onder invloed van Wijpkje, want in de nalatenschap vinden we Alberts “Aandenken aan Uwe Belijdenis” van de Hervormde Kerk van Parrega. Dat vond plaats in 1896, drie jaar na hun huwelijk. Ook de teksten op verscheidene ansichtkaarten bij heugelijke gebeurtenissen als verjaardagen en nieuwjaar hebben vaak een zeer godvruchtig karakter.
Maar bij hun zoon Jacob, mijn grootvader, heb ik, meer dan een halve eeuw later, van enige interesse in geloof of kerk weinig meer gemerkt.
In 1902 wordt Albert benoemd tot brugwachter in Sneek.
Belangrijkste reden voor deze, waarschijnlijk door hemzelf verzochte overplaatsing, zou zijn geweest dat de kinderen daar beter naar school konden dan in Hieslum. Dochter Hendrika is inmiddels 7, Jacob is 5 jaar oud.
Bovendien zijn Alberts ouders inmiddels naar Haarlem verhuisd en de overige familie woont vrijwel allemaal in Sneek.
Van de spoorbrug in Sneek bestaan meerdere oude ansichtkaarten. Op één of meer daarvan zal Albert vast te zien zijn. Hoogstwaarschijnlijk is het het de man die voor het wachthuis met de vlag staat.
Zo te zien is ook hier langs de spoorbaan ruimte voor een moestuin bij de wachtpost.
Albert krijgt een woning vlak bij het spoor, Parkstraat 52.
Het gezin zal hier ruim veertien jaar blijven wonen.
In 1915 verlaat Jacob het ouderlijk huis. Hij is dan 18 jaar oud, vertrekt naar Minnertsga en later dat jaar naar Stiens, waar hij in opleiding is als klerk bij de locaalspoorwegen van de H.IJ.S.M.
Albert is dan al 25 jaar in dienst van de H.IJ.S.M., waarvoor hij de gebruikelijke oorkonde ontvangt.
Een jaar later wordt Albert overgeplaatst naar Hindeloopen, waar hij ook weer spoorbrugwachter wordt.
Samen met Wijpkje en dochter Rika, inmiddels 21 jaar oud, betrekken zij daar wachtposthuis 35 aan de Easterfeart, naast station Hindeloopen.
Net als in Hieslum is ook hier is van het wachtposthuis niets meer terug te vinden. Ook het fraaie stationsgebouw is gesloopt.
Met ingang van 1 januari 1921 ontvangt Albert f 1745,20 per jaar. Ook is hij inmiddels met zijn gezin opgenomen in het “Zieken- en Ondersteuningsfonds” en is hij lid geworden van de “Neutrale Bond van Spoorwegpersoneel”.
Mede dankzij de bemiddeling van deze vakbond in 1923 wordt Alberts verzoek te worden overgeplaatst naar Koetille toegestaan.
Koetille is een klein gehucht ten oosten van Harlingen.
Sinds 1904 was de spoorlijn Stiens – Harlingen geopend, met een halte bij Koetille. De spoorlijn stak hier de Harlingervaart over.
Voor deze brug wordt Albert nu de brugwachter.
Ook dochter Rika verhuist weer mee naar de wachterswoning bij het station. In 1935 werd de spoorlijn alweer opgedoekt, maar in tegenstelling tot de meeste andere wachtposten bestaat deze woning nog steeds.
Voor Albert komt er echter al na twee jaar een einde aan zijn loopbaan bij het spoor. Naar aanleiding van een ogenkeuring wordt in april 1925 vastgesteld dat “gij ongeschikt zijt bevonden voor Uwe betrekking bij onze Maatschappijen”.
Hij krijgt eervol ontslag en in mei zit hij op 56-jarige leeftijd gepensioneerd in Franeker.
De nieuwe woning staat aan het Miedemerpad, later omgedoopt in Parallelweg, pal achter het station, waar hij maandelijks door de stationschef zijn pensioen à f 90,59 krijgt uitgekeerd.
Albert knutselde graag met hout; wellicht was hij daar op zijn wachtposten al mee begonnen. Er is nog wat door hem gefabiceerd speelgoed bewaard gebleven, zoals dieren en huisjes.
Een tuinmolen heeft nog lang dienst gedaan, ook bij de latere generaties.
Gedurende de jaren ’30 kwam het gezin van zijn zoon Jacob en Antje regelmatig over uit Amsterdam.
Jacob had “vrij reizen” omdat ook hij bij het spoor werkte.
Na de oorlog en Jacobs echtscheiding ging het contact met de kleinkinderen grotendeels verloren.
Jacob kwam nog wel regelmatig op bezoek met zijn tweede vrouw Stien.
Wijpkje overleed op 8 februari 1948, volgens de rouwkaart “.. zacht en kalm, in het volle vertrouwen op haar Heer en Heiland”.
Eind 1953 werd Albert ziek. Na een ziekbed van een maand, waarbij hij door dochter Rika werd verzorgd, overleed hij op 19 november. De notities die Rika over deze periode maakte zijn nog bewaard gebleven, zie dit pdf-bestand.
Rika bleef tot haar overlijden in 1975 in het huis aan de Parallelweg wonen.
De kinderen van Albert en Wiepkje:
Het totaaloverzicht van de nakomelingen van Jan Keizer, de oudste tot nu toe gevonden stamvader van deze familie, vind je in dit parenteel.
Reacties of aanvullingen? Klik hier.