familie Faddegon-Leemschot

Een familie met vele woonplaatsen

De eerste drie thans opgespoorde generaties Faddegon woonden allen in Dordrecht (zie de pagina Faddegons in Dordrecht) gedurende de gehele 18e eeuw. De volgende Faddegon (1779-1839), die ook weer Pieter heette, trok als horlogemaker met zijn familie vrijwel heel West-Nederland door. Uit zijn twee huwelijken liet hij in totaal negen kinderen na. Alle Faddegons in Nederland, de Verenigde Staten en Canada, stammen af van deze Pieter. Zijn nakomelingen zijn ondergebracht in deze parenteel.

Dordrecht

Pieter Faddegon werd geboren op 15 september 1779 in Dordrecht. Zijn ouders waren Pieter Faddegon (horlogemaker en cathechiseermeester in een weeshuis) en Alida Swanenburg. Pieter werd Nederduits Hervormd gedoopt. Hij groeide op in een gezin met 3 oudere zussen.
Wat we weten over de jeugd van deze Pieter staat beschreven in het verhaal over de familie Faddegon-Swanenburg. Zoals gebruikelijk zal ook hij het vak van horlogemaker van zijn vader hebben geleerd.
Het waren onrustige tijden in Holland; de Dordtse afgevaardigden in de Staten van Holland waren op de hand van de Patriotten, die zich verzetten tegen het zwakke bestuur door het Huis van Oranje. In 1795 werd, met hulp van Franse troepen, de Bataafse Republiek uitgeroepen. Ook Dordrecht viert feest.
Maar al snel was voor Dordrecht het feest voorbij: het stapelrecht, waar Dordrecht al eeuwen veel geld mee verdiende, werd afgeschaft en ook andere privileges gaan verloren. De stad verarmde snel, doordat de handel instort, met grote werkloosheid tot gevolg. Ook voor horlogemakers kan het een moeilijke tijd zijn geweest.
Of Pieter zich veel van de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen heeft aangetrokken is de vraag. In tegenstelling tot zijn vader, die van de nieuw verworven burgerrechten in de Republiek trouw gebruik maakte, laat Pieter jr. bij elke bijeenkomst van de wijkvergaderingen “absent” noteren.
Tolbrug Dordrecht - Aart Schouman

Op 5 juni 1802 trouwde Pieter, die dan op de Tolbrug woont (het huidige Scheffersplein), met Lenia Belia Leemschot. Lena was de dan 23-jarige dochter van Barent Leemschot en Walborgh van Osch en woont in de Grotekerksbuurt.
Een jaar later werd hun eerste kind geboren: Johannes.

Willemstad

In augustus 1805 kwam weer een zoon ter wereld, die dit keer naar zijn opa van moederskant werd genoemd: Barend. Hij werd op 2 augustus in Willemstad geboren, maar er zijn geen officiële stukken waaruit blijkt wanneer het gezin daarheen verhuisde. Op 18 augustus werd Barend gedoopt in de Hervormde kerk.

Gorinchem

In november 1806 vestigde het jonge gezin zich in Gorinchem. In de “akte van indemniteit” staat vermeld, dat het gezin uit Willemstad kwam. Pieter was “Voornemens zich binnen deese Stad als Horologiemaker nedertezetten en … zoude betrekken ‘t Huis Jacob den Geus toebehoorende, staande op de Langendijk”. Hij wilde vóór het huis dan graag een “Vertoonkast” (een vitrine of etalage) uitzetten.
De jongen die op 30 juli 1807 werd geboren, werd Pieter gedoopt, naar zijn vader en zijn opa van vaders kant. Het was deze Pieter, over wie zijn achterneef Johan Melchior Faddegon rond 1938 een biografie zou schrijven. Met de verhalen uit die biografie konden de kale data die in de archieven werden gevonden enigszins worden “ingekleurd”.

Overstroming te Gorinchem 1809Zo weten we dat de familie bij de watersnoodramp die in januari 1809 plaatsvond, alle bezittingen verloor. Het kruiende ijs op de Merwede had zich opgehoopt voor de stadswal en bekistingen moesten beletten, dat het ijs verder de stad in kon stromen. Deze bezweken uiteindelijk onder de enorme druk, waarna het ijs zich met donderend geraas door de straten perste.
de koning bezoekt Gorinchem 1809Koning Lodewijk Napoleon kwam zich persoonlijk op de hoogte stellen van de gevolgen van deze ramp.

Of hij de familie van Pieter en Lena ook heeft geholpen weten we niet. Ze waren dat jaar wel nog in Gorkum blijven wonen: in november 1809 kwam dochter Walburg Wilhelmina ter wereld. Vader Pieter’s jongste zus, Jacoba Margareta, was als getuige bij de doop aanwezig. Jacoba was gehuwd met Hendrik Vleugels, herbergier en kastelein op de Arkelstraat in Gorkum.

Gouda

Kleiweg Gouda ca. 1850September 1810 werden Pieter en Lena ingeschreven als nieuwe lidmaten in de Nederduits Hervormde Gemeente te Gouda, waar zij op de Kleiweg gingen wonen.
September 1812 woonden ze op de Korte Tiendeweg, waar opnieuw een zoon ter wereld kwam: Leendert. Een van de getuigen was Teunis Hooggeboren, een bezemmaker bij hen uit de straat.

Oud-Beijerland

In januari 1813 waren ze naar Oud-Beijerland verhuisd. Dit blijkt uit de akte van overlijden van Pieters moeder in Dordrecht. Daarvan deed hij aangifte, samen met zijn zwager Pieter Giltay uit ‘s Gravendeel.
Over hun verblijf in Oud-Beijerland is nog niets naders teruggevonden.
De eerstvolgende gevonden datum is die van inschrijving in de Hervormde gemeente van Vlaardingen in 1815, waar ze als “inkomend van Oud-Beijerland” werden geregistreerd.

Vlaardingen

Hoogstraat Vlaardingen 1910In Vlaardingen woonde het gezin met vier zoons en één dochter en een inwonende dienstbode, in de Hoogstraat, Wijk E-1. Bij de volkstelling van mei 1816 staat vermeld, dat het pand eigendom was van de weduwe van de Wind en een huurwaarde had van 104.
Pieter staat in de periode 1816-1819 vijf keer vermeld in het ‘register der patentschulden Vlaardingen‘ als ‘horlogiemaker en uitlandsche manufacturen’. Ook had hij hier een winkel. Twee huizen verder was ook een horlogemaker gevestigd, Louis Pion. In 1918 verhuisde het gezin naar een smal hoekpand, schuin aan de overkant, Hoogstraat Wijk C-40. De huizen in dit deel van de Hoogstraat zijn inmiddels gesloopt voor de doorbraak van de Blokmakersplaats.
Het verblijf in Vlaardingen lijkt geen succes te zijn geweest. Het ziet er niet naar uit, dat de financiële toestand van Pieter na het vertrek van de Fransen en de terugkeer van de Oranjes ten gunste was gekeerd.

Schiedam

Gooijstraat SchiedamNovember 1819 werd verhuisd naar Schiedam, waar zij in de Gooijstraat woonden in Wijk C No 337. De Gooijstraat was in de Wezenbuurt, destijds de armste wijk van de stad.

Hier overleed, op 16 maart 1820, de oudste zoon Johannes, volgens de biografie aan de gevolgen van een bloedbraking.de Soepuitdeling - Wybrand Hendriks (Teylers Museum)

Veel bewoners moesten een beroep doen op de soepkeuken, die hier voor de allerarmsten beschikbaar was. Een schilderij van Wybrand Hendriks uit Museum Teylers geeft van zo’n soepuitdeling een impressie.

West-Barendrecht

In het archief van Schiedam is vastgelegd, dat Pieter en Lena op 29 april 1822 vertrokken naar West-Barendrecht. In de biografie over Pieter jr. lezen we, dat deze in zijn jeugd dikwijls van Barendrecht liep naar Rotterdam en Dordrecht. Hij was toen 15 jaar oud; waarschijnlijk werd hij voor zijn vader, bij wie hij in de zaak werkte, om een boodschap gestuurd.
De biografie vermeldt verder: “In 1821 verlieten zijn ouders Ridderkerk en dachten zich te Utrecht te vestigen, maar onbemiddeld als zij waren, konden zij niet slagen, terwijl zijn oudere broer [Barend] een zaak opzette in Wijk-bij-Duurstede, niettegenstaande hij onvoldoende winkelgoederen bezat, zodat het hoofdzakelijk de herstelling van uurwerken was, die in hun onderhoud moest voorzien. Toen zijn vader een jaar later een takwinkel [=filiaal] begon te Veenendaal, moest de jeugdige Pieter Faddegon, om de week, in een van de drie winkels de zaak waarnemen, hetgeen voor Utrecht-Veenendaal een mars van zes uur vergde. Onder zulke voorwaarden vorderde toch ten laatste hun maatschappelijke toestand een weinig.” Verderop staat: “Nadat hun huis moest worden afgebroken, vestigden zij zich in Haarlem.”

In de archieven is nog niets over een verblijf in Ridderkerk of Veenendaal teruggevonden. De jonge Barend, dan nog geen 20 jaar oud, heeft inderdaad in Wijk bij Duurstede gewoond, getuige zijn inschrijving voor de militie in 1824. Een jaar later zou hij naar Gorinchem verhuizen, waar hij zijn eigen zaak voortzette.

Utrecht

Oudegracht bij de Jansbrug ca.1830 - Adolf WegelinIn 1824 was het gezin, dat dan bestaat uit Pieter jr.(17j.), Walburg (15j.) en Leendert (12j.) in Utrecht gevestigd. Zij woonden op de Jansbrug, Wijk C no.6. Dit gegeven komt uit de overlijdensakte van Lena van 17 november van dat jaar. In de familie ging het verhaal, dat Lena zelfmoord had gepleegd. De akte vermeldt echter geen doodsoorzaak.
Wel staan er een paar opvallende fouten in: volgens de akte was Lena 50 jaar oud geworden (maar ze werd maar 46), en “de namen van wijlen haar ouders zijn onbekend.” Waarschijnlijk kenden de heren die het overlijden kwamen melden de ouders niet, maar Lena’s vader Barent Leemschot was toen, 67 jaar oud, nog wel in leven.

Haarlem

Van slechts één jaar later, november 1825, dateert een Haarlemse geboorte-akte van Alida, dochter van Pieter Faddegon en Maria Johanna Braamhorst. Zij woonden toen in de Battejorisstraat Wijk 6 nr.26 (een winkelhuis, huidig huisnummer 25).
Pieter had er dus geen gras over laten groeien. Wat zich in de laatste jaren van het huwelijk met Lena heeft afgespeeld kunnen we alleen maar naar raden. Dochter Alida’s geboorte-akte vermeldt, dat Pieter en Maria echtelieden waren. Zoals later zal blijken, was dat toen echter nog niet het geval.

Smedestraat HaarlemOver het jaar 1826, toen in Haarlem de Wereldtentoonstelling plaatsvond, weten we uit diverse bronnen nieuws over de familie Faddegon. Het moet een strenge winter zijn geweest; de biografie beschrijft, hoe zoon Pieter met zijn zus Walburg schaatstochten ondernam. Bovendien legde hij een reis van Haarlem naar Utrecht op de schaats af.
Pieter jr. deed rond deze tijd een aantal pogingen zich als horlogemaker in Den Helder te vestigen, maar dat bleek geen succes te worden.
In Dordrecht overleed in september 1826 grootvader Pieter Faddegon op de dan gezegende leeftijd van 80 jaar.

Pieter en Maria verhuisden naar de Smedestraat Wijk 6 nr.69 (huidig nummer 12). Dit blijkt uit een verslag uit het vrede- en politieregister te Haarlem. Pieter had zich, zo blijkt uit het verslag, samen met andere buren, ingezet voor een goede afwikkeling van de nalatenschap van een buurman, die een aantal minderjarige weeskinderen naliet.

November 1827, de familie woonde nu in de Koningstraat Wijk 5 nr.23 (huidig nummer 16), werd dochter Johanna geboren. De akte vermeldt, dat Pieter Faddegon, 48 jaar, horlogemaker, erkent de vader van dit kind te zijn. Een maand later werd het huwelijk van Pieter Faddegon en de twintig jaar jongere Maria Johanna Braamhorst alsnog gesloten. Maria was geboren in Breda en was de dochter van Jan Braamhorst, tapijtweversknecht, inmiddels overleden, en Antie van der Woude, Priseerster van roerende goederen (dat is iemand de waarde van inboedels inschat, meestal van overledenen).
Terwijl de kinderen uit Pieters eerste huwelijk op eigen benen gingen staan, begon hij met zijn tweede vrouw opnieuw aan gezin.

Barend had, zoals we zagen, het ouderlijk huis al eerder verlaten. Hij was horlogemaker in Gorinchem, trouwde in november 1826 met Alida Hoogbruin, met wie hij in 1830 een eerste kind kreeg, Johannes Leendert.

Pieter jr. was in 1829 van een nieuwe poging zich in Den Helder als horlogemaker te vestigen, tijdelijk naar Haarlem teruggekeerd. Daar huwde hij in dat jaar met Elizabeth Fortgens, waarna zij zich in Alkmaar vestigden.

Hoorn

Hoorn - Kleine Noord ca.1820-1850Walburg trouwde in 1830 in Hoorn met Jan Jacob van Dijk, apotheker.

Een jaar eerder had haar vader zich met zijn nieuwe gezin ook in Hoorn gevestigd. Het gezin werd daar uitgebreid met een dochter, Petronella Maria Elizabeth (roepnaam: Maria). Schoonzoon Jan Jacob van Dijk was als getuige bij de aangifte aanwezig. Pieter en Maria Johanna woonden toen op het Kleine Noord, waar in september 1833 zoon Johannes werd geboren.
Zoon Leendert, uit Pieters eerste huwelijk, was nog meeverhuisd, maar zou niet lang daarna vertrekken. Hij zou zich in Utrecht vestigen als horlogemaker.

De familie verhuisde tenslotte naar de Turfhaven, waar Pieter in 1839 overleed, 59 jaar oud. Tien jaar later overleed Maria Braamhorst, zijn tweede echtgenote, in Amsterdam.

 

 

Over de kinderen van Pieter zijn hieronder een aantal gegevens vermeld, zoals die uit de verschillende archieven zijn vergaard, aangevuld met anekdotes uit de eerder genoemde biografie.

Kinderen uit het huwelijk met Lena Belia Leemschot:
  • Johannes (1803-1820)

    Geboren in Dordrecht. Leerde van zijn vader het vak van horlogemaker. Is 16 jaar oud geworden, overleed aan een bloedspuwing in een tijd, dat het gezin in Schiedam in armoedige omstandigheden verbleef.

  • Barend (1805-1845)

    Geboren in Willemstad. Had in 1824 op 19-jarige leeftijd zijn eigen zaak in Wijk bij Duurstede. Leefde toen vooral van reparaties. Vestigde zich in 1825 in Gorkum als horlogemaker.
    Huwde 1826 met Alida Hoogbruin. Alida overleed in 1842, Barend in 1845. Zij lieten drie kinderen als wees achter: Johannes Leendert (*1830), Maria Alida (*1832) en Barend Abraham (*1840). Zij werden onderbracht bij hun voogd in Utrecht, Leendert Faddegon, een jongere broer van hun vader. Barend Abraham verbleef nog enkele jaren in het weeshuis in Gorinchem. Vanaf de jaren ’50 zouden alle drie op enig moment in Amsterdam terecht komen.
    Aan dit Gorkumse horlogemakersgezin (de bet-overgrootouders van de auteur van deze pagina’s) is een afzonderlijke pagina gewijd: familie Faddegon-Hoogbruin.

  • Pieter (1807-1889)

    Pieter Faddegon jr.Geboren in Gorinchem; horlogemaker, uitvinder (van de “Waterbraker”) en plannenmaker (o.a. voor de drooglegging van de Zuiderzee). Huwde 1829 Met Elizabeth Fortgens, met wie hij tien kinderen kreeg. Vier daarvan overleden in hun eerste levensjaar. Na het overlijden van Elizabeth emigreerde Pieter met vijf van zijn kinderen naar Zuid-Afrika, waar hij op 82-jarige leeftijd overleed te Stellenbosch.
    De levensgeschiedenis van deze Pieter is uitgebreid beschreven in de biografie, die Johan Melchior Faddegon over hem schreef. Een aantal bijzonderheden en een link naar genoemde biografie vind je op de pagina Pieter Faddegon (1807-1889).

  • Walburg Willemijna (1809-1868)

    Geboren in Gorinchem in 1809, in het jaar dat de familie haar bezittingen verloor door de grote watersnoodramp aldaar.
    Huwde in 1831 in Hoorn met de 11 jaar oudere Jan Jacob van Dijk. Haar vader was getuige bij de aangifte van hun eerste dochter. Het gezin woonde vervolgens tot begin jaren ’40 in Utrecht en werd daar uitgebreid met vier kinderen.
    1870 Kloveniersburgwal 13 tot 35Jan Jacob werkte nauw samen met zijn zwager Pieter in diens pogingen de uitvinding van de “Waterbraker” aan de man te brengen.
    Walburg en Jan Jacob verhuisden naar Amsterdam, waar in 1846 nog een nakomertje werd geboren. Het gezin woonde in een fraai gelegen pand op de Kloveniersburgwal (huidig nummer 19), niet ver van het beroemde “Trippenhuis”.

    Kalverstraat met Nieuwezijdskapel - ca.1760Jan Jacob overleed in 1852. Walburg verhuisde met haar kinderen naar de Kalverstraat, waar zij op meerdere adressen woonde. Walburg staat daar vermeld als “zilverkasthoudster”. In 1858, zij woonde toen in een huis naast de Nieuwezijds Kapel, hertrouwde zij met Petrus Stutterheim “buiten gemeenschap van goederen”. Dat bleek verstandig, want in 1860 werd zij veroordeeld wegens het onbevoegd verkopen van medicijnen en in 1865 werd haar zaak failliet verklaard. In 1868 overleed Walburg, 58 jaar oud. Een van haar dochters, Lena Belia, werkte nog enige tijd als horlogemakersgezel.

  • Leendert (1812-1872)

    Geboren in 1812 in Gouda. Over Leendert noteerde oom Johan in zijn genealogische aantekeningen: “Leendert werd horlogemaker in Utrecht. Wilde aldaar een uurwerkfabriek beginnen en had gereedschap en zelfs werklieden uit Schwarzwald laten komen. Hij hield in Utrecht verschillende lezingen en was zeer bekend. Daar hij zijn winkel aan de Oude Gracht had, fokte hij varkens in de gewelven van de kade, die eens in het water vielen“.
    Na het overlijden van zijn oudere broer Barend in 1845 werd Leendert voogd van diens drie weeskinderen.
    Van deze Leendert stammen vele nog in leven zijnde Faddegons af. Zijn jongste zoon begon ook een horlogezaak in Amsterdam, maar vertrok begin 20e eeuw met zijn gezin naar Paterson in de Verenigde Staten. De oudste zoon, Piet, vestigde zich als lythograaf in Amsterdam. Diens zoon is de stamvader van zowel een Nederlandse als een Canadese tak van de Faddegons.
    Over deze tak van de familie is een afzonderlijke pagina gepubliceerd op deze website. Ook over Leenderts andere kinderen, hij had er in totaal zeven, zijn daar verhalen toegevoegd.

Kinderen uit het huwelijk met Maria Johanna Braamhorst:
  • Alida (1825-1889)

    Geboren in Haarlem; in tegenstelling tot wat in de geboorte-akte staat, waren haar ouders toen nog niet gehuwd. Over Alida is alleen bekend dat zij enige tijd in Rotterdam woonde, in 1858 naar Amsterdam kwam en in 1862 introk bij haar jongere zus Maria, die toen met haar gezin in Den Helder woonde. Een jaar later verhuisden deze naar Amsterdam.
    In 1866 werkte Alida gedurende enkele maanden in Rheden als dienstbode. Daarna ging zij weer naar Amsterdam. Daar huwde zij in 1870, 44 jaar oud, met Anthonis Vlierden, een 32-jarige pakhuisknecht die een zoon van 9 jaar had uit een eerder huwelijk. Zij woonden op verschillende adressen in en rond de Jordaan. Alida overleed in 1889, 63 jaar oud.

  • Johanna (Jeanette) (1827-1884)

    Geboren in Haarlem: “dochter van Pieter Faddegon, oud acht- en veertig jaren, horlogiemaker, welke erkent vader van dit kind te zijn“. Een maand later zouden de ouders alsnog in het huwelijk treden.
    Johanna zou Jeanette als roepnaam hebben gekregen. In 1846, op 19-jarige leeftijd, stond zij ingeschreven op een adres op de Nieuwendijk in Amsterdam. Over het hoe en waarom is niets bekend. Haar halfzus Walburg woonde toen met haar gezin in Amsterdam en ook haar moeder verhuisde rond deze tijd naar de stad. Opvallend veel Faddegons zouden ook in de jaren hierna naar Amsterdam trekken.
    Zo ook Johannes Leendert (Jan), de oudste zoon van haar overleden halfbroer Barend, die op de Nieuwendijk een horlogezaak begon. In 1851 zou Jeanette met hem in het huwelijk treden. Omdat er sprake was van bloedverwantschap, moest voor dit huwelijk toestemming worden verleend door de Koning.
    Bij Jan en Jeanette zouden in de loop der jaren meerdere familieleden tijdelijk onderdak vinden, op weg naar volgende stappen in hun leven en loopbaan.
    Zij kregen in totaal negen kinderen, waarvan er drie jong overleden. In 1868 vertrok het gezin van Jan en Jeanette naar Alkemade, waarna zij zich in Leiden vestigden. Jeanette overleed daar in 1884, 57 jaar oud. Jan werd 61 jaar oud; hij overleed in 1891.
    Aan dit gezin en hun nakomelingen is een afzonderlijke pagina gewijd.

  • Petronella Maria Elizabeth (1831-1913)

    Opvallend veel voornamen voor deze dochter, die in 1831 in Hoorn ter wereld kwam. Zij zou Maria worden genoemd. Ook over haar jeugdjaren is, net als van haar twee oudere zussen, verder niets bekend.
    In 1852 werd Maria ingeschreven in Amsterdam, waar zij bij haar zus Jeanette (en half-neef Jan) winkelbediende was. In 1854 trouwde zij met Jan Onrust, kastenmaker, waarna het paar naar Den Helder verhuisde. Daar kregen zij drie kinderen, verhuisden terug naar Amsterdam, waar nog twee kinderen volgden.
    Oude mannen en vrouwenhuis
     
    In 1806 werd Maria ingeschreven in het Diaconie Oude mannen- en vrouwenhuis aan de Amstel. Daar overleed zij in 1913, 82 jaar oud.

  • Johannes (1833-1849)

    Johannes werd in 1833 in Hoorn geboren. Zijn vader overleed toen hij zes jaar oud was.
    Geertruida voor Kaap de Goede Hoop 
    Op zijn vijftiende monsterde  Johannes aan als scheepsjongen op het fregat “Geertruida”. Op de terugreis van Java naar Amsterdam kwam het schip op 25 augustus 1849 bij Kaap de Goede Hoop in de problemen: de mast brak af en meerdere bemanningsleden sloegen overboord en verdronken, waaronder Johannes. Een uitgebreid verslag van deze ramp verscheen in het Algemeen Handelsblad van 3 december 1849.

 

Het is interessant om te zien, hoe de vele nazaten van Pieter Faddegon, die aan het begin van de 19e eeuw uit Dordrecht vertrok, een halve eeuw later bijna allemaal voor korte, maar veelal ook voor lange tijd, in Amsterdam kwamen wonen om daar een toekomst op te bouwen. Ondanks het feit dat Amsterdam in die tijd vooral vuil, arm en ongezond was.

 

Reacties of aanvullingen? Klik hier.