de familie van Leendert Faddegon (1811-1872)

Een Utrechtse horlogemaker, een drukkerij en vele nakomelingen

 
Op deze pagina volgt het verhaal over Leendert Faddegon, horlogemaker in Utrecht, en zijn vele nakomelingen, die tot op heden te vinden zijn in Nederland, de Verenigde Staten en Canada.
Met name aan de verwanten in deze tak van de familie de uitnodiging, aanvullingen (zoals foto’s, anecdotes) of verbeteringen aan te reiken.

 
Achtereenvolgens worden beschreven:


 

Leendert Faddegon en Helena Steenbeek

 
Gouda - Korte TiendewegLeendert was het vijfde kind van Pieter Faddegon (horlogemaker) en Lena Belia Leemschot. Hij werd op 4 september 1812 in Gouda geboren op de Korte Tiendeweg.
Het gezin van Pieter en Lena was in de jaren daarvoor van stad naar stad getrokken. Het zoeken naar werk en inkomen zal daar de belangrijkste reden voor geweest zijn. En ook na Leenderts geboorte werd er vaak verhuisd: via Oud-Beijerland, Vlaardingen, Schiedam, West-Barendrecht naar Utrecht.

Toen Leendert zeven jaar oud was, stierf zijn oudste broer Johannes. En in 1824, tijdens het verblijf in Utrecht, kwam zijn moeder om het leven; Leendert was toen twaalf. Leendert verhuisde mee naar Haarlem, waar zijn vader voor de tweede keer in het huwelijk trad. Het nieuwe gezin van Leenderts vader verhuisde rond 1829 naar Hoorn. De belevenissen van Leenderts ouderlijk gezin staan op de pagina: familie Faddegon-Leemschot.

Een bezoek aan het archief van Utrecht zal nog moeten uitwijzen wanneer Leendert zich daar vestigde. Zijn broer Barend was in 1824 een eigen horlogezaak in Gorinchem begonnen, broer Pieter deed dat in 1829 in Alkmaar en zus Walburg huwde in 1831, vertrok naar Hoorn en vestigde zich kort daarna in Utrecht.
Leendert verhuisde nog met zijn vader mee naar Hoorn, maar hij zal niet lang in een gezin met vier kleine half-zusjes en broertje zijn gebleven. Er zijn aanwijzingen dat zijn broer Barend hem rond zijn achttiende op een of andere manier heeft opgevangen. In een latere brief van Leendert, over de steun aan zijn dan negentienjarige neef Barend Abraham, schrijft hij destijds van diens vader dezelfde bescherming genoten te hebben.

De genealogische aantekeningen van oom Johan vermelden:
westzijde Oudegracht en deel v.d. Snippenvlucht“Leendert werd horlogemaker in Utrecht. Wilde aldaar een uurwerkfabriek beginnen en had gereedschap en zelfs werklieden uit Schwarzwald laten komen. Hij hield in Utrecht verschillende lezingen en was zeer bekend. Daar hij zijn winkel aan de Oude Gracht had, fokte hij varkens in de gewelven van de kade, die eens in het water vielen“.
Een aantal feiten uit deze adekdote is nog niet geverifieerd.

Zeker is, dat Leendert in 1837 in Utrecht was gevestigd aan de Stadhuisbrug, een buurtje dat bekend stond onder de naam “Snippevlugt”.
Op 3 mei van dat jaar huwde hij Helena Steenbeek en negen maanden later kwam hun eerste kind, Pieter Cornelis Johannes. Getuige bij de aangifte was Leenderts zwager, de apotheker Jan Jacob van Dijk.
Twee jaar later volgde een dochter: Leonora.

Horlogemakersgezel gevraagd (mei 1844)uit Parijs ontvangen (nov.1844)
Dat de zaken goed gingen, is af te leiden uit een aantal advertenties in het Utrechtsch Nieuwsblad: In 1841 werd melding gemaakt van de oprichting van “een Vennootschap L.Faddegon en compagnie, tot het maken en herstellen van- mitsgaders het drijven van handel in Gouden en Zilveren Horlogieën”.
 
En in 1844 werd tot twee maal toe een oproep geplaatst voor een volleerde Horlogemakersgezel en werd de handel uitgebreid met Parijse galanteriën.

 
Familiebeslommeringen zouden echter veel tijd en aandacht vragen. In 1845 overleed in Gorinchem Leenderts broer Barend, 39 jaar oud. Barends vrouw Alida was vijf jaar eerder overleden.
Leendert ontfermde zich als voogd over de weeskinderen: Johannes Leendert (Jan), Maria Alida (Marie) en Barend Abraham, repectievelijk 14, 12 en 4 jaar oud. De afwikkeling van de nalatenschap van zijn broer, die behalve de inventaris van diens horlogezaak ook enig onroerend goed in Gorinchem omvatte, nam meer dan een jaar in beslag.
 
Vier jaar later overleed Abraham Hoogbruin, de grootvader van de weeskinderen, en was Leendert opnieuw genoodzaakt hun belangen te vertegenwoordigen bij de verdeling van een erfenis, hetgeen met de nodige moeilijkheden gepaard ging.
 
Inmiddels waren de weeskinderen al niet meer bij hem in huis.
Barend Abraham, het jongste pleegkind, was in het weeshuis in Gorinchem ondergebracht. Het kan zijn, dat er voor hem in het groeiende gezin van Leendert en Helena geen plaats meer was. Dit was in 1846 uitgebreid met een jongetje, dat begin 1848 overleed, waarna een maand later dochter Jeannet geboren werd. In 1850 kwam zoon Bernardus, in 1852 dochter Marie en in 1855 tenslotte weer een zoon, Henri.
 
In 1849, net na zijn negentiende verjaardag, had Jan het pleeggezin van zijn oom en tante verlaten. Hij vertrok naar Amsterdam, waar hij trouwde met zijn “half-tante” Johanna Faddegon, een meisje uit het tweede huwelijk van Jans grootvader. Oom Leendert gaf zijn toestemming en was ook bij het huwelijk van zijn neef en half-zus aanwezig. Voor het gezin van Jan en Johanna, zie de pagina: familie Faddegon-Faddegon.
 
Marie was op haar zestiende al bij haar voogd weggegaan. Zij woonde enige tijd bij haar tante Walburg en Oom Jan Jacob van Dijk in Amsterdam. In een brief uit 1848 aan het weeshuis in Gorinchem doet Oom Jan Jacob zijn beklag over de slechte zorg die Marie bij haar voogd kreeg.
 
In 1853 werd Barend Abraham, 12 jaar oud, door zijn broer Jan uit het weeshuis gehaald om bij hem het horlogemakersvak te leren. Barend kwam bij het gezin op de Nieuwendijk in huis wonen. Zes jaar later werd hij echter door Jan het huis uit gezet. Barend had hem en zijn vrouw ernstig beledigd. De ruzie kwam er op neer, dat Barend vond dat hij vooral als winkelbediende werd gebruikt en te weinig leerde als horlogemaker.
Gelukkig kon hij, als tussenstap naar een nieuwe patroon, nog enige maanden bij zijn oom Leendert in de leer. Op het vakgebied bleek dit een succes, de pogingen van Leendert hem de Christelijke waarden bij te brengen, waren echter niet aan hem besteed.

In 1863, toen ook Barend meerderjarig werd, was Leendert eindelijk ook van de financiële verantwoordelijkheid voor zijn weeskinderen verlost.
Meer details over Leenderts voogdijschap en de verwikkelingen rond de nalatenschap staan op de pagina van de familie Faddegon-Hoogbruin.
 
uitverkoop galanterieën (okt.1846)
Zakelijk had Leendert zich inmiddels weer beperkt tot zijn horlogemakersvak: de galanterieën werden, blijkens een advertentie uit 1846, tegen fabrieksprijzen uitverkocht.
opening magazijn Schlüter (nov.1864)Misschien kan over de eerder genoemde “uurwerkfabriek” te zijner tijd in het Archief te Utrecht nog iets worden teruggevonden.
Achttien jaar later was Leendert blijkbaar verhuisd: in een advertentie uit 1864 werd reclame gemaakt voor een winkel, die gevestigd werd in “het huis vroeger bewoond door de heer Faddegon”.
 
In 1866 woonde Leendert in Utrecht in wijk L (Catharijne).
In dat jaar diende hij bij de Koning een verzoek in, hem een octrooi te verlenen “op de uitvinding van een verbeterd scheprad tot het opvoeren van water”.
Wellicht was hij door zijn oudere broer Pieter geïnspireerd geraakt. Deze was in de decennia daarvoor actief door heel Nederland met zijn uitvinding van “de Waterbraker”, maar was na vele tegenslagen in 1861 met zijn kinderen naar Zuid-Afrika vertrokken. Meer over de uitvindingen van deze Pieter is te vinden in diens biografie.

verbeterd scheprad door L.Faddegon 1866
De uitvinding van Leendert bestond vooral hieruit, dat hij het traditionele scheprad voor een groot deel had “ingepakt” om daarmee te voorkomen dat opgevoerd water weer terug zou stromen. Bij het scheprad is namelijk altijd sprake van veel “lekverliezen”. Ook werd het mogelijk, het rad veel meer omwentelingen te laten maken, zonder dat het “over de kop” ging malen.
Met proefnemingen had Leendert een verdubbeling van het rendement aangetoond; met berekeningen ondersteunde hij zijn betoog, dat de effektiviteit nog veel groter zou zijn bij een betere uitvoering van de vinding.

Het octrooi werd Leendert inderdaad verleend, maar twee jaar later werd het vervallen verklaard, daar de vereiste rechten door de aanvrager niet waren voldaan. Wellicht kon hij de zeshonderd gulden niet opbrengen en zag hij onvoldoende mogelijkheden de uitvinding aan de man te brengen; iets waarmee ook zijn broer Pieter de nodige moeite had gehad. En anders dan de “waterbraker”, waarvan de produktie juist veel goedkoper was, leek Leenderts vinding hoge produktiekosten met zich mee te brengen.

In 1868 woonde het gezin met de jongste drie kinderen in de gemeente Haarlemmermeer; Leendert stond ingeschreven als horlogemaker op de Ringdijk. De drie oudste kinderen hadden het ouderlijk huis inmiddels verlaten. Een jaar later vertrok het gezin naar een adres aan de Overtoom, destijds gemeente Nieuwer Amstel.
de 'kastjes' aan de Nieuwezijds Kapel in de Kalverstraat (foto 1908)In 1870 werd naar het Rokin verhuisd en twee jaar later gingen ze weer terug naar Nieuwer Amstel.
Met Leenderts gezondheid ging het niet goed: vanaf eind mei 1872 werd hij bijna twee maanden verpleegd in het Binnengasthuis.
Leendert had nog gedurende een paar maanden samen met zoon Bernard een horlogemakerswinkeltje in de Kalverstraat, in een van de “kastjes” tegen de Nieuwezijds Kapel, maar op 5 september overleed hij in zijn woning aan de Overtoom, een dag na zijn 60e verjaardag.

 
Zijn weduwe, Helena Steenbeek, en de twee jongste kinderen, Marie en Henri, zouden in de jaren daarna nog lang samen blijven wonen. Er werd daarbij wel opvallend vaak verhuisd, door vrijwel geheel Amsterdam: Overtoom, Brouwersgracht, Marnixkade, Bloemstraat, Kalkmarkt (waar zij in 1886 door een brand werden getroffen), Haarlemmerhouttuinen (gedurende enige maanden bij het gezin van de oudste zoon Piet), Linnaeusstraat, Wijttenbachstraat.
In 1889 vertrok Marie (toen 37 jaar) naar de Oude Waal en Henri (34 jaar) naar de Prins Hendrikkade. Helena ging bij het gezin van zoon Bernardus wonen op de Haarlemmerdijk. Ook dit bleek weer zeer tijdelijk: een half jaar later trok Helena weer in bij haar dochter Marie op de Oude Waal, waar zij tot haar dood in 1895 zou blijven.
Helena werd op 14 december 1895 op Zorgvlied begraven. Zij werd 79 jaar oud.
 

 

De kinderen van Leendert en Helena

 
Leendert en Helena kregen zeven kinderen, allen in de periode dat zij in Utrecht woonden. Daarnaast hadden zij enige tijd de zorg voor de weeskinderen van Leenderts broer Barend: Jan, Maria en Barend. Zie daarvoor de pagina over familie Faddegon-Hoogbruin.
 

  • Pieter Cornelis Johannes (Piet) (1838-1904)
     
    In 1858 verliet Piet het ouderlijk gezin in Utrecht en vestigde zich in Amsterdam, waarheen eerder zijn neef Jan en nicht Maria waren vertrokken. Piet woonde eerst in de Halsteeg (de latere Damstraat) en stond ingeschreven als horlogemaker. Hij verhuisde naar de Reguliersbreestraat en vervolgens naar de Kerkstraat, waar hij in 1863 trouwde met Catharina Jacoba Lena Buchli Fest.
    Piet was ruim een jaar lang in Woerden ingeschreven als horlogemaker. Daarna gingen zij weer terug naar Amsterdam, maar in 1866 was Piet lithograaf in Sneek. In 1867 werd daar hun eerste kind geboren, dat een merkwaardig groot aantal voornamen kreeg: Pedro Christiaan Johan Leonard Godfried Frans. Zijn roepnaam werd Johan (later John). Meer over hem later op deze pagina. Een jaar later werd bij de burgerlijke stand in Sneek aangifte gedaan van de geboorte van “een levenloos kind”.
    ontbinding firma de Jong - 1869Eind 1869 trok Piet zich terug uit de steendrukkerij die hij samen met Godfried de Jong had opgericht. Het gezin verhuisde terug naar Amsterdam, waar zij op het Singel gingen wonen. Twee jaar later overleed Catharina, 37 jaar oud, “na een lang smartelijk doch geduldig lijden”.
    Een jaar later trouwde Piet in Leiden met Elisabeth Hakbijl. Het gezin verhuisde naar de Prinsengracht, waar het in 1875 werd uitgebreid met een zoon: Philippus Jacobus Justinus Willem Pieter Cornelis Johannes.          

    het Faddegon-complex aan de Haarlemmer Houttuinen (foto 1955)Piet richtte opnieuw een steendrukkerij op, eerst onder de naam Firma Faddegon en van Hogezand, maar al snel zette hij deze geheel voor eigen rekening voort, vanaf 1878 in de Haarlemmer Houttuinen. Hoewel deze buurt in de jaren ’50/’60 van de vorige eeuw vrijwel volledig is gesloopt, wisten oudere buurtbewoners in de Jordaan zich tot voor kort het “Faddegon-complex” nog goed te herinneren. De drukkerij zal dan ook voor veel werkgelegenheid in de buurt hebben gezorgd.

    In 1876 werd Hubertus Abraham Leonard Pieter Cornelis Johan Theodor geboren. Hij zou slechts anderhalf jaar oud worden en het jongetje dat een jaar later dezelfde reeks voornamen kreeg, overleed al na zeven maanden.

    In 1886 overleed ook Piets tweede vrouw Elisabeth, 47 jaar oud, “na een langdurig doch geduldig lijden”.
    Moeder Helena kwam, samen met zus Marie en broer Henri, tijdelijk bij Piet inwonen. Zij hadden door brand hun woning op de Kalkmarkt moeten verlaten. Wellicht konden zij Piet en zijn kinderen, Johan en Philippe (toen 19 en 10 jaar oud) ook enigszins tot steun zijn in een voor Piet wel heel moeilijke tijd.

    weekblad ArgusIn februari werd Piet gedagvaard wegens het drukken van een lasterlijk bericht over een sergeant in Delft in het blad “Argus”. Argus was een in 1883 opgericht ‘humoristisch en satyriek’ weekblad, dat onder het devies ‘Videre et non tacere’ (zien en niet zwijgen) een reputatie kreeg als schendblad. Piet droeg verzachtende omstandigheden aan: in de week dat het stuk werd gedrukt was zijn vrouw overleden, waardoor hij het niet had gelezen. Maar de rechter hield hem als drukker verantwoordelijk en veroordeelde Piet tot een celstraf van 15 dagen en een boete van f.15,-.

    Het rampjaar 1886 eindigde met het faillissement van de firma Faddegon&Co.

    In 1887 trouwde Piet voor de derde maal, nu met de 37-jarige Elisabeth Vogel uit de Rijp. (Schoon-)moeder Helena had met broer Henri en zus Marie inmiddels een andere woning in Amsterdam gevonden, en Piets oudste zoon Johan verhuisde met hen mee.

    Na de geboorte van dochter Petronella Cornelia Johanna Margaretha Elisabeth (Nelly) vertrok ook zoon Philippus, toen pas 14 jaar oud, uit de ouderlijke woning. Hij ging naar De Bilt. Nog onbekend is, bij wie hij daar ging wonen.
    Curatele Philippus Faddegon Over Philippus is nog niet veel naders gevonden, behalve een bericht uit 1901 in het Algemeen Handelsblad, waarin werd vermeld dat hij op verzoek van zijn vader onder curatele was gesteld “wegens onnozelheid”. Hij was toen 25 jaar oud.

    In 1887 werd bij de Kamer van Koophandel opnieuw ingeschreven de “Steen- en Boekdrukkersaffaire” Firma P.C.J.Faddegon&Co, aanvankelijk samen met een zekere Anthonie Klene, maar vier jaar later werd deze compagnon vervangen door J.E.J. Zegers Veeckens. Dienstbode gevraagd (Nieuws van de Dag 9 sept.1901)Wellicht ging het zakelijk wat beter, gezien het feit dat Piet met zijn gezin in 1896 een aardig grachtenhuis op de Keizersgracht kon betrekken. En Elisabeth ging op zoek naar een “fatsoendelijke dienstbode”.

    overlijden P.C.J.FaddegonIn 1902 verhuisde het gezin naar Hilversum, waar Piet overleed in 1904, 66 jaar oud.Drukkerij v/h Faddegon&Co

    De drukkerij werd onder de familienaam voortgezet onder de leiding van Zegers Veeckens en zou blijven voortbestaan tot ver in de twintigste eeuw. Aan de drukkerij werd in 1912 een speelkaartenfabriek toegevoegd. Op de website van het speelkaartenmuseum is de geschiedenis van de fabriek beschreven.

    Toen Piet overleed, was dochter Nelly 14 jaar oud. Na enige omzwervingen via Amsterdam en Den Haag gingen weduwe Elisabeth en dochter Nelly uiteindelijk in Bloemendaal wonen, waar Elisabeth in november 1914 overleed, bijna 65 jaar oud.
    Nelly trouwde met Gustav Gehre; zij verhuisden naar Chemnitz in Duitsland, waar drie maanden later een dochter werd geboren, Margaretha Elisabeth. Maar Nelly overleed in het kraambed, 25 jaar oud. En dochter Margaretha werd maar 12 jaar oud: zij stierf in 1927 in Weimar, waarna haar vader naar Brazilië emigreerde.

    Zoon Philippe woonde af en toe bij zijn stiefmoeder en halfzus in, maar in 1908 vertrok hij naar Amersfoort. Hij overleed in 1935 in Heemstede, 60 jaar oud. Hij was toen ingeschreven in ‘s Gravenhage en was ongehuwd.

    Het leven van Piet Faddegon en zijn bijzondere gezin kende al met al veel leed en tegenslag. Piet verloor twee echtgenotes, en drie van zijn zes kinderen. Ook zakelijk ging het hem niet steeds voor de wind.

    En wat zijn beweegredenen waren zijn kinderen zo veel voornamen te geven, blijft nog steeds een raadsel.
     

  • Leonora (1842-1891)
     
    Ook Leonora verliet het ouderlijk huis voordat haar familie uit Utrecht vertrok. In 1865 stond zij in Assen geregistreerd als onderwijzeres, in 1869 was zij daar “dienstmeid”. In mei 1871 vertrok zij naar Groningen, maar in 1872 trouwde ze in Assen met Gerrit Bastiaan Hondius. In 1873 zou Leonore nog werkzaam zijn als verpleegster.
    Gerrit en Leonore gingen in Oude Pekela wonen en kregen daar zes dochters. Twee van hen overleden als zuigeling. In 1884 woonde het gezin in Gieten, waar het gezin werd uitgebreid met een zoon, Marius.
    Gerrit was evangelist bij de Vrije Evangelische gemeente; hij stichtte in 1877 het kerkgebouw in Oude Pekela en richtte het “Genootschap tot Verbreiding der Waarheid” op. Leonore werd praeses van de Vrouwenvereeniging Oude Pekela.
    In 1887 was Gerrit secretaris van de Anti-Revolutionaire Kiesvereeniging voor Epe, Vaassen en Oene.

    Leonora overleed in 1891, 48 jaar oud. Gerrit vertrok met zijn kinderen (de oudste was 18, de jongste 6 jaar oud) voor korte tijd naar Amerika, waarschijnlijk naar Leonora’s jongere broer Bernardus in Paterson. Ook daar bouwde hij mee aan een nieuw kerkje. In 1894 keerden zij terug, waarna zij in Amsterdam gingen wonen. Daar werd gemiddeld elke twee jaar weer verhuisd. Gerrit verdiende de kost als “kantoorloper”.
    Vader Gerrit overleed in 1912, zijn dochters bleven ongehuwd en woonden lange tijd op de Weteringschans. Zoon Marius Hondius, telefonist bij de Rijksverzekeringsbank, trouwde in 1911 met Saapke Hederika Zwart; zij bleven kinderloos.
     
     

  • Bernardus (1846-1848)
     
    Op heden beviel zeer voorspoedig van eenen welgeschapen ZOON, H. Steenbeek, geliefde echtgenoot van L.Faddegon. Utrecht, 23 mei 1846“. Aldus een advertentie, waarmee de geboorte van Bernardus in Utrecht werd gemeld.
    Helaas zou dit jongetje ruim anderhalf jaar later al overlijden.
     
     
  • Jeannet (1848-1923)
     
    Van Jeannet is tot dusver nog niet bekend wanneer zij het ouderlijk huis in Utrecht verliet.
    In 1870 werd zij ingeschreven in Amsterdam, komende uit Den Bosch.         

    Jeannet werd “Bonne” bij de familie Bloemers op de Keizersgracht. Een familie met twaalf kinderen, waar voor een kindermeisje, naast enkele dienstbodes, veel werk geweest zal zijn. Jeannet bleef twaalf jaar bij deze familie.
    Eind 1882 vertrok zij naar Oisterwijk, waar zij vier jaar lang dienstbode was bij de bejaarde weduwe Knoops.
    Daarna kwam zij weer terug naar Amsterdam, waar zij op verschillende adressen woonde. Bij deze registraties stond geen beroep meer vermeld.

    In 1902-1903, toen Jeannet op de Leidschekade woonde, trok haar jongste zus Marie bij haar in. Eind 1905 woonde Jeannet een paar maanden op de Westerdokstraat bij haar zwager en de kinderen van haar overleden zus Leonora Hondius.
    Brouwersgracht 103 (Jacob Olie 1891)
    Van 1906 tot haar overlijden in 1923 woonde zij weer samen met zus Marie, nu op Brouwersgracht 103hs. Kennelijk was er sprake van bezittingen die beiden in een nalatenschap wilden regelen, want in 1906 lieten zij testamenten opmaken “op de langstlevende”.
     
     

  • Bernardus (1850-1909)
     
    Bernardus verhuisde met zijn ouders mee naar de gemeente Haarlemmermeer en daarna naar Nieuwer Amstel. In 1869 werd hij gekeurd voor de militie. Blijkens het rapport was hij horlogemaker, met als signalement: 1.64 m. lang; aangezicht: ovaal; voorhoofd: hoog; oogen: blauw; neus en mond: gewoon, haar en wenkbraauwen blond. Bernard werd vrijgesteld wegens broederdienst.
    Samen met zijn vader Leendert was hij, kort voor diens overlijden in 1872, een paar maanden actief als horlogemaker in een van de “kastjes” tegen de N.Z. Kapel in de Kalverstraat.         

    In oktober 1873 trouwde Bernard met de zeven jaar oudere Elizabeth van Soelen, een molenaarsdochter uit Tiel. In de zomermaanden van 1874 woonden zij enige tijd in Uithoorn, waar Bernard actief was als stalknecht.
    Begin 1875 werd in Nieuwer Amstel hun eerste kind geboren, Elizabeth Helena Johanna. In november van het jaar daarna, net na hun verhuizing naar Amsterdam, werd moeder Elizabeth hoog zwanger in het Binnengasthuis opgenomen, waar zij acht dagen werd verpleegd. Kennelijk was daarna alles weer in orde, want op 1 januari werd een gezond kind geboren: Bernard Leonard Johannes Henri.
    Ruim vier jaar later volgde de jongste, Johanna Bastiana. Zij zou Jeanette worden genoemd. Met haar was het gezin compleet.

    Er werd meermalen verhuisd, vooral binnen de Jordaan, waar Bernard op een tiental achtereenvolgende adressen stond ingeschreven als horlogemaker.

    Eind 1890 emigreerde het gezin naar Amerika. Zij vestigden zich in Paterson, New Jersey. Op de passagierslijst stond Bernard vermeld als “smith”, zoon Bernard (13j.), was “printer”, en Jeannet werd Jansje genoemd.
    In 1894 was Bernard kennelijk een keer terug geweest naar Nederland, want bij de immigratiedienst van Ellis Island werd in november van dat jaar genoteerd, dat hij aankwam met de “Edam”, dat hij “painter” was in Paterson en twee stuks bagage bij zich had.
    Bij een volkstelling in 1900 stond het gezin ingeschreven op Park Avenue, Manchester Township, Borough of Hawthorne, New Jersey. Vader Barnard (hier met een a) was “painter”, evenals zijn zoon, die nu Benjamin werd genoemd. Beiden stonden vier maanden ingeschreven als werkloos. Jeannet werd nu Jennie genoemd en werkte al “silk embroiderer”.
    De oudste dochter, Elisabeth, had toen het ouderlijk huis al verlaten.

    Krijn en Elizabeth met de vier oudste kinderenElizabeth Johanna Helena (1875-1906)Zij trouwde in 1895 in Paterson met Krijn Tanis. Krijn was in 1871 in Ouddorp op Goeree-Overflakkee geboren en zes jaar eerder naar Amerika gekomen. Krijn en Elizabeth kregen vier zoons en twee dochters.
    Met een van hun kleindochters is rond 1993 nog contact geweest vanuit Nederland. De gegevens die zij opstuurde over de nakomelingen van Elizabeth en Krijn, zijn verwerkt in de parenteel van Pieter Faddegon.
     

    Johanna Bastiana (Jeannet) (1881-?)Over de andere kinderen van Bernard en Elizabeth was haar weinig bekend.
    Van haar oudtante Jeannet, die op enig moment met Charles Holland was getrouwd, had zij alleen een portret.
     

    Januari 1909 overleed Bernards vrouw, Elizabeth.

    the Barre Daily Times - 17 april 1909Op 17 april van dat jaar verscheen een bericht in de plaatselijke krant, dat Bernard sr. zich in de woning van zijn zoon door zijn hoofd had geschoten. De oorzaak werd niet vermeld, maar waarschijnlijk betrof het een ongeluk. De artsen die hem hadden geopereerd waren hoopvol over zijn herstel. Maar bij het verschijnen van de krant was Bernard al overleden…

    Van zoon Bernard jr. werd een tweetal inschrijvingen gevonden in New York City. De eerste dateert uit 1920. Hij was toen huisschilder, woonde op 7th Avenue en was gehuwd met de 8 jaar jongere Mary uit Ierland. Zijn zus Jeanet woonde toen bij hen in huis.
    8th Av. 18th street - New York City - 1928De tweede inschrijving is uit 1930. Hij woonde toen op 8th Avenue samen met Ida Faddegon, die geregistreerd stond als zijn echtgenote.
    Maar pas op 30 december 1937 zou Bernard op 60-jarige leeftijd met deze 12 jaar jongere Ida Lempert uit Rusland trouwen. Misschien was Bernard toen al ongeneeslijk ziek, want hij overleed ruim een maand later, op 2 februari. Ida verhuisde naar 3rd street, waar zij stond ingeschreven als operator bij een textielbedrijf. Als geboorteland werd dit keer vermeld, dat zij uit Litouwen kwam.

    Er zijn geen aanwijzingen dat Bernard bij een van beide echtgenotes kinderen had. 

     

  • Marie (1852-1933)
     
    Marie zou, net als haar jongere broer Henri, lang bij haar ouders blijven wonen. In 1873, een jaar na het overlijden van haar vader Leendert, werd Marie benoemd tot 3e hulponderwijzer aan de openbare burgerscholen voor meisjes. Tien jaar later behaalde zij het diploma tot hoofd van een bewaarschool. Zij was toen inmiddels onderwijzeres in de voorbereidende klasse.           

    Tot 1889 bleven Marie en Henri bij hun moeder wonen, op een achttal verschillende adressen in een periode van ruim vijftien jaar.
    Oude Waal 17-9 (vlnr, ca. 1931)Met ingang van februari 1889 werd Marie, toen 37 jaar oud, eindelijk zelfstandig ingeschreven op Oude Waal 11. Maar in november van datzelfde jaar trok haar moeder Helena weer bij haar in. Zij zou tot haar dood in 1895 bij Marie blijven wonen. En ook broer Henri was weer een paar keer voor korte tijd bij zijn zus onder dak.

    In 1900 werd Marie, 48 jaar oud, “met pensioen gestuurd”. De precieze reden is niet bekend. Misschien voldeed ze niet langer aan het profiel dat van een onderwijzeres werd gevraagd. Uit de mond van een familielid werd eens genoteerd: “‘t Was een kreng, maar haar moeder was helemaal een mormel.”
    Na haar pensionering verhuisde Marie nog een vijftal keer, om uiteindelijk samen met zus Jeannet op de Brouwersgracht te gaan wonen.

    In 1923 overleed Jeannet, waarna Marie bij haar broer Henri introk in de Frans Halsstraat.

    Provinciaal Ziekenhuis Bloemendaal - 1925In december 1925 werd Marie ingeschreven in het Provinciaal Ziekenhuis Bloemendaal. Waaraan zij leed is niet bekend, maar zij werd daar verpleegd tot haar overlijden, acht jaar later.
    Marie werd op 9 oktober 1933 begraven op Zorgvlied. De curator, die belast was met de uitvaart en de nalatenschap, deed een paar maanden later per advertentie een oproep aan erfgenamen zich te melden: “In aanmerking komen broers of zusters of afkomelingen van vóóroverleden broers of zusters. Vermoedelijk zijn er erfgenamen als laatstbedoeld in Canada en/of Duitschland”.
     
     

  • Henri (1855-1928)
     
    Ook Henri zou lang bij zijn ouders, en na het overlijden van vader Leendert, bij zijn moeder en zijn zus Marie, blijven wonen. Daarbij werd veelvuldig verhuisd door alle delen van Amsterdam.
    In 1874 werd Henri gekeurd voor de militie. Met zijn 1.62m was hij klein van stuk. Zijn signalement werd verder als volgt genoteerd: aangezicht: ovaal; voorhoofd: hoog; oogen: grijs; neus en mond: gewoon; kin: rond; haar en wenkbraauwen: bruin; merkbare teekenen: litteken voorhoofd. Henri werd vrijgesteld wegens broederdienst. Als beroep werd vermeld, dat hij onderwijzer was; in 1878 zou hij zijn akte als Hoofdonderwijzer behalen.           

    Pas vanaf 1888 stond Henri, toen 33 jaar oud, zelfstandig ingeschreven. Ook nu weer verhuisde hij vaak, dit keer in gezelschap van Johan, de oudste zoon van van zijn broer Piet.
    Johan was twaalf jaar jonger dan zijn oom en stond ingeschreven als diamantklover. Ook na het huwelijk van Johan met Gijsbertha van Walen zou Henri deel blijven uitmaken van dit gezin.

    In de nacht van 18 op 19 juni 1891 werd Henri slachtoffer van een beroving op de Oosterdokkade. Hij deed daarvan aangifte bij de politie. Zodoende weten we wat hij die avond op zak had: een zilveren cylinder-horloge, een gouden schakelketting, een leren portemonnaie met een rijksdaalder, twee guldens en eenig klein geld, een bruin gedraaiden wandelstok met ivoren knop, en een paar sleutels.

    Neef Johan vertrok in 1895 naar Transvaal; Henri reisde hem een half jaar later met diens vrouw en kinderen achterna. Ruim een jaar later keerden allen weer terug naar Amsterdam. Henri woonde een paar maanden bij zijn zus Marie, maar daarna trok hij toch weer bij het gezin van Johan in.
    In 1897 vertrok Johan met zijn gezin opnieuw naar Transvaal. Dit maal reisde Henri niet mee, maar ging hij bij Alexander Ferdinand wonen, de jongste zoon uit de Leidse horlogemakersfamilie van neef Jan. Maar zodra Johan weer teruggekeerd was uit Zuid-Afrika, kwam Henri weer bij hen in huis.

    September 1900 verscheen in de dagbladen een annonce, waarin werd gemeld dat de onderwijzer H.Faddegon voor een maand was geschorst. De verhuurder van de woning, waar Henri op kamers woonde, had hem betrapt bij onzedelijke handelingen met een van zijn leerlingen, die hij in de avonduren bijlessen gaf. Het was de verhuurder al opgevallen, dat H. tegen zijn neefjes en sommige van zijn leerlingen “misselijk lief” was. Henri werd gevangen gezet; een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling lopende het onderzoek werd afgewezen.
    rechtszaak H.Faddegon - nieuws v.d. Dag 14 mrt 1901Uiteindelijk verklaarde de Amsterdamse rechtbank hem schuldig, maar niet strafbaar, “als kunnende hem het begane feit, wegens de ziekelijke storing zijner verstandelijke vermogens niet worden toegerekend”. Henri werd ontslagen van rechtsvervolging en onmiddellijk in vrijheid gesteld. Dit vonnis werd in beroep door het Gerechtshof bevestigd.

    Maar Henri was inmiddels wel oneervol ontslagen en zijn onderwijsbevoegdheid was hij kwijt.
    Waar hij vervolgens zijn brood mee verdiende is niet bekend. In vijf jaar tijd woonde hij weer op tien verschillende adressen. Bij de inschrijving in de gemeente Haarlemmermeer, waar hij bijna een jaar woonde, staat als beroep vermeld: horlogemaker. En in 1905 verscheen een advertentie waarin de oprichting van een “Commanditaire Credietbank voor Neringdoenden en Particulieren” werd aangekondigd, door Henri samen met twee andere heren, allen “zonder beroep”.

    Eind 1908, Henri was toen 53, verhuisde hij naar de Frans Halsstraat, waar hij achttien jaar lang zou blijven wonen. Volgens een bericht in de familie zou Henri inmiddels blind zijn geworden. In 1923 kwam zijn zus Marie bij hem wonen, totdat deze eind 1925 in Bloemendaal werd opgenomen.

    Blindeninstituut Sonneheerdt - Ermelo ca.1926Drie weken later verhuisde Henri naar Ermelo, naar het dan net geopende “Christelijk Tehuis voor Blinden Sonneheerdt”.
    graf Henri Faddegon - ErmeloHier overleed hij op 26 oktober 1928, 73 jaar oud. Henri werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats, waar voor Sonneheerdt een afzonderlijke hoek was gereserveerd.
     
     

 

 

Pedro Christiaan Johan Leonard Godfried Frans (1867-1954) en zijn nakomelingen

 
Johan Faddegon (1867-1954)inschrijving Prinsengracht AmsterdamJohan Faddegon werd geboren in Sneek, waar zijn vader Piet een steendrukkerij had. Het grote aantal voornamen dat Piet zijn kinderen bij de geboorte meegaf, zal hen, en zeker ook de burgerlijke stand, regelmatig tot wanhoop hebben gedreven. Voor zijn oudste zoon werd de roepnaam Johan.

In 1871 overleed Johan’s moeder. Het gezin was inmiddels naar Amsterdam verhuisd, waar vader Piet weer een drukkerij begon, eerst op de Prinsengracht, later op de Haarlemmer Houttuinen. Piet hertrouwde al snel en in 1875 werd Johan’s halfbroertje Philippe geboren. In de jaren daarna maakte Johan de geboorte en het verlies van twee volgende broertjes mee.

Het jaar 1886, waarin Johan 19 jaar werd, bracht vele heftige gebeurtenissen met zich mee. Zijn vaders tweede vrouw overleed, vader werd tot gevangenisstraf veroordeeld wegens het drukken van een lasterlijk bericht en zag vervolgens de drukkerij failliet gaan.

trams op het Damrak - 1893Zelf was Johan zeer ongelukkig ten val gekomen, waardoor hij in het Binnengasthuis werd opgenomen met een “Trauma capitis” (hersenschudding). Hij was “Op het Damrak op eene in beweging zijnde tram springende mis gestapt”, en had “door de val aan hoofd en beenen kneuzing bekomen”. Bij de opname in het ziekenhuis werd als beroep “boekhouder” vermeld.

In het jaar daarna maakte de steendrukkerij een doorstart en trouwde zijn vader voor de derde keer. Maar Johan besloot het ouderlijk huis te verlaten. Hij ging naar grootmoeder Helena, die samen met tante Marie en oom Henri in de Wijttenbachstraat woonde.

De Diamantklover - C.L.Dake - etsIn de jaren daarna zou Johan heel lang samen optrekken met zijn twaalf jaar oudere oom Henri. Daarbij verhuisden zij gemiddeld twee keer per jaar door heel Amsterdam. Henri was onderwijzer, Johan verdiende de kost als diamantklover. Dat was een vak dat nogal wat kennis en ervaring vereist. Het is de kunst een diamant op de meest voordelige manier te splitsen, zodat een zo groot mogelijk zuiver gedeelte overblijft.

Eind 1890 woonde Gijsbertha van Walen, 28 jaar oud, korte tijd bij Johan en Henri. Gijsbertha was getrouwd met Sijbrand Reinders, diamantslijper, maar woonde al geruime tijd niet meer met hem samen. Ze bleef vier maanden bij Johan en Henri, daarna vertrok zij weer.
Maar op 1 augustus 1891 beviel Gijsbertha van een zoon, die Johan Henri (!) Reinders werd genoemd. Kort daarna scheidde Sijbrand van haar, omdat ze overspelig was geweest.

Een jaar later trouwde Gijsbertha met Johan. Henri bleef deel uitmaken van het jonge gezin, dat in 1893 werd uitgebreid met een zoon: Henri Anthonie. Hij werd gedoopt in de Waalse kerk. 
Kort daarop vertrokken Henri, Gijsbertha en de kinderen naar Transvaal, destijds een onafhankelijk land, geregeerd door de Nederlandstalige Boeren. Johan was ze al vooruit gereisd. Ze bleven er nog geen jaar: in juli 1894 kwamen allen weer naar Amsterdam.

Johan werd enige tijd kantoorbediende, maar vertrok 1896 opnieuw naar Zuid-Afrika.
Henri bleef met Gijsbertha en de twee kinderen in Amsterdam. Een jaar later reisden Gijsbertha en de kinderen Johan alsnog achterna. Maar dit keer bleef Henri in Amsterdam.
Augustus 1898 werd dochter Johanna Hendrika geboren in Transvaal in een gehucht met de naam Boesmanskraal. Wat de familie daar deed en hoe het aan de kost kwam, is niet bekend.
Helaas liepen de al langer aanwezige spanningen tussen de Boeren in Transvaal en het Britse Rijk snel op. Daarom werd besloten eind 1898 weer terug te keren naar Nederland. Net op tijd, want kort na hun vertrek brak de Tweede Boerenoorlog uit.

Teruggekomen in Amsterdam, voegde Henri zich meteen weer bij het gezin.
Ook nu kon Johan zijn draai in Amsterdam niet vinden: een half jaar later vertrok hij met SS Statendam naar Noord-Amerika. Volgens de registratie bij de Amerikaanse immigratiedienst was hij “teacher”, in het bezit van $10,- en was hij op weg naar zijn oom Bernard in Hawthorne, New Jersey.

gezin Faddegon- van Walen - ca. 1905Een paar maanden later was weer hij terug in Amsterdam en nam hij zijn taak als kantoorbediende (dit keer bij de H.IJ.S.M. – een spoorwegmaatschappij) weer op. Nu leek hij zijn rol als gezinshoofd serieus te gaan oppakken en ook woonde Henri niet meer bij hen in. Waarschijnlijk was het schandaal waarin deze was betrokken daar debet aan.

Sarphatistraat 3-15Eind 1903 richtte Johan, samen met vier anderen, de NV Nederlandsche Terracottafabriek “Helianthe” op. Deze had ten doel “het fabriceren van diverse voorwerpen van gips, kunststeen en terra-cotta en den handel daarin”.

In 1904 overleed vader Piet. Misschien kwamen er wat financiële middelen beschikbaar, want het gezin verhuisde in hetzelfde jaar van hun etage in de Pijp naar een fraai gelegen pand op de Sarphatistraat.pianoles gevraagd - Nieuws v.d.Dag 19 sep.1904
De kinderen kregen pianoles en het gezin liet zich portretteren bij Hoffotograaf Kuijer op de Westermarkt. De mogelijkheid van een gesetteld huisgezin lag in het verschiet.
 
Op de familiefoto staat het gezin Faddegon – van Walen er niet echt vrolijk bij. Misschien dat de volgende hindernis zich al had geopenbaard: vader Johan had een relatie met de twaalf jaar jongere Jeltje de Boer. Gijsbertha legde zich daar niet bij neer en weigerde een echtscheiding.
Maar al in januari 1905 verhuisde zij met de kinderen (13, 11 en 6 jaar oud) terug naar de Pijp, terwijl Johan met Jeltje in Haarlem ging wonen, waar Johan agent en later mededirecteur van een reisbureau werd.
In augustus werd hun dochter geboren: Petronella Christa Johanna Helena Frieda Francisca, kortweg Nellie. Bij de burgerlijke stand kreeg zij als achternaam: de Boer. Een vader werd niet vermeld.
Maar uiteindelijke legde Gijsbertha zich toch neer bij een echtscheiding.

Het jonge gezin woonde nog enkele maanden in Leimuiden, waar Johan stond ingeschreven als “huis-en decoratieschilder”. Niet bekend is, of Johan en Jeltje ooit officieel getrouwd zijn en of dochter Nellie door Johan is gewettigd. In april 1907 vertrokken ze naar Canada. Op de passagierslijst van het schip, dat in mei in Port of Quebec aankwam, stond bij alle drie als achternaam “Faddegon” vermeld.
Zij vestigden zich in Winnipeg, waar zij nog zes kinderen kregen. Jeltje, die in Canada Jessie heette, overleed in 1950, 70 jaar oud. Johan overleed vermoedelijk in 1954; hij was toen 87 jaar.
Er was, in ieder geval in het begin van hun verblijf in Canada, nog wel contact met de familie in Nederland. Johan verleende in 1920 voor het huwelijk van zijn zoon Henri Anthonie schriftelijk toestemming.
Gijsbertha woonde nog enige tijd in Amsterdam; daarna verhuisde zij naar haar dochter Jopie in Bennebroek, waar zij in 1931 overleed, 68 jaar oud.
 

Het leven van Johan Faddegon, en zeker dat van zijn eerste gezin in Nederland, zal niet gemakkelijk zijn geweest. Johan verloor zijn moeder toen hij nog een kleuter was, en ervoer daarna het verlies van twee broertjes en een stiefmoeder. De keuzes die hij in zijn leven maakte, zullen het hem vaak niet gemakkelijker hebben gemaakt. Veel verhuizingen, eerst binnen Amsterdam, later naar Afrika en Amerika, een zeer afwisselende loopbaan, en zijn nogal bijzondere relaties, met name met zijn oom: het zal veel energie hebben gekost, vooral gezien in het licht van de moraal van die tijd.
Maar op zijn sterfbed kon Johan, inmiddels op hoge leeftijd, wellicht met enige tevredenheid constateren, dat zijn vele nakomelingen er in slaagden een steviger basis in de maatschappij te verwerven dan hij zelf had gekend.
 

De nakomelingen van Johan Faddegon

 
In Nederland, de kinderen met Gijsbertha van Walen:

  • Johan Henri (1891-1958)
    Hoewel Johan Henri werd ingeschreven als een zoon van Sijbrand Reinders, zijn er sterke aanwijzingen dat hij een zoon van een Faddegon was. Hij huwde Diana van den Eshof. Zij kregen één zoon, die overleed op 9-jarige leeftijd. Johan Henri was commies bij de spoorwegen in Amsterdam.
     
  • graf Faddegon-DijstHenri Anthonie (1893-1958)
    Was cartonnagefabrikant in Baarn;
    huwde Johanna Margaretha Dijst; zij kregen drie kinderen:
    – Theodorus (Theo) (1921-1997), systeemanalist.
         huwde Clasina Sophia Maria Bontje, 2 zoons en 1 dochter;
    – Henri Anthonie (Hans) (1923-2020), wiskundige.
         Co-auteur van het leerboek “Stereometrie” voor de opleiding van leerkrachten in het Nijverheidsonderwijs (Wolters, 1955).
         huwde Margaretha Jacoba de Jong, 1 dochter en 3 zoons;
    – Christina Catharina (Stien) (1925-1983), huwde Hans Jürgen den Boer, 2 dochters.
    Deze tak van de familie is gezegend met vele jeugdige nakomelingen met de familienaam Faddegon.
     
  • Johanna Hendrika (Jopie) (1898- ?)
    Heeft naar eigen zeggen nog moeite gehad haar identiteit te bewijzen, daar de “kraal” waar zij in Zuid-Afrika geboren was, niet meer bestond. Dankzij een verklaring van haar broer mocht zij uiteindelijk de naam Faddegon voeren.
    Zij kon zich de woning op de Sarphatistraat nog goed herinneren, toen was ze zes jaar oud. Als ze alle voornamen van haar vader wist op te zeggen, kreeg ze een snoepje.
    Was korte tijd dienstbode bij een paar gezinnen en huwde in 1918 met Barend Weijdt en vervolgens in 1927 met Willem van Wijk; met beide echtgenoten kreeg zij drie kinderen.
     

Interessant is, dat bij de inschrijving bij de burgerlijke stand vanaf 1905 bij alle drie kinderen van Gijsbertha niet langer “N.H.” (Nederlands Hervormd), maar “W.H.” (Waals Hervormd?) staat vermeld. Over Henri Anthonie is bekend, dat hij een jaar na zijn geboorte in de Waalse kerk werd gedoopt.
Dit zou een verklaring kunnen zijn voor de mededeling van een familielid, dat er bij hen thuis een Hugenotenkruisje werd gedragen. Ook zou bij Henri Anthonie thuis “nog” Frans zijn gesproken.
Overigens werpt dit geen nader licht op de afkomst van de familie Faddegon: in de (vele) eerdere generaties was sprake van inschrijving in de Nederlands Hervormde (en eerder: Nederduits Hervormde) kerk.
En bij nakomelingen van Henri Anthonie blijkt een aantal dopen en huwelijken in de Rooms Katholieke kerk plaats te vinden. Hoe dan ook lijkt het geloof in deze tak van de familie wel weer een belangrijke rol te spelen.

 

In Canada, de kinderen met Jeltje de Boer:

  • Petronella Christa Johanna Helena Frieda Francisca (1905-1962) (Nellie)
    Geboren in Haarlem. Huwde in Canada met Reginald Gregory. Zij kregen 3 dochters.
     
  • John (1907-1907) (?)
    In Winnipeg staat in de Brookside Cemetry een John Faddegon geregistreerd; overleden 28 oktober 1907. De geboortedatum is onbekend. Het lijkt aannemelijk, dat dit een kind van Johan en Jeltje was, dat kort na hun aankomst in Canada geboren werd.
     
  • Elisabeth (1909-1985)
    Was child nurse; Huwde George Warman Major; kregen een zoon en een dochter.
     
  • Frank Clarence (1913- ?)
    seaman, never married.
    Werd in 1942 gevangen gezet in POW camp Marlag en Milag Nord, nadat het schip Honomu waarop hij voer, door een Duitse U-boot was getorpedeerd.
     
  • graf Bob and BonnieGerhard Klaas (Bob) (1915-2002)
    Carpenter, later Real Estate; Huwde Sara Isobel (Bonnie) Fayll; 2 dochters en 1 zoon.
     
  • Nora Marilyn (1917- ?)
    Accountant, never married. Is in de jaren ’90 nog mee gecorrespondeerd vanuit Nederland.
     
  • John Peter (1920-2004)
    Pharmacist; huwde Adrey May Fader; 3 zoons en 1 dochter.
     

 

Reacties of aanvullingen? Klik hier.