Op deze pagina volgt het verhaal van de familie van
Gerard Herman Faddegon (1880-1953),
horlogemaker en fourniturenhandelaar te Amsterdam
en Christina Amalia Carels (1882-1977).
Gerard
Gerard Faddegon werd geboren op 18 augustus 1880 in Amsterdam op het adres Vijzelstraat 20. Zijn vader had daar een klokkenzaak.
Hij groeide op in een gezin met drie oudere broers (Johan, Bernard en Henri), een oudere zus (Marie) en een jongere zus (Fie).
Ook Maria Alida Faddegon, de zus van zijn vader, woonde tot haar overlijden in 1891 op dit adres.
Het verhaal over zijn ouderlijk gezin staat op de pagina de horlogemakersfamilie van de Amsterdamse Vijzelstraat – rond 1900.
Het pand werd in 1882 bij een verbouwing aanmerkelijk vergroot, maar voor het levendige ventje dat Gerard geweest moet zijn, was de ruimte erg beperkt. Beneden was de winkel met daarachter de reparatiewerkplaats. En boven, waar ook zijn tante woonde, kon hij zijn draai niet goed vinden. Alleen de straat bleef over om te spelen. En daar zou hij zich dan ook uitleven.
Zo gaat het verhaal, dat hij eens bij de nieuwe Stadsschouwburg, toen die in aanbouw was, in een nis was geklommen. En toen een politie-agent hem sommeerde naar beneden te komen, zou hij deze vanaf zijn hoge positie hebben staan uitjouwen.
Toen hij later eens in het water van de (toen nog niet gedempte) Overtoom was gevallen, was er alweer sprake van een agent: misschien dezelfde als in het vorige verhaal, maar in ieder geval vond Gerard het nodig snel naar de overkant te zwemmen om uit diens handen te blijven.
In een latere karakterbeschrijving lezen we: een goed intellect, goedig, maar heftig en driftig van aard, spoedig opgewonden en “gauw het hoofd kwijt”.
Horlogemakers
Vader Barend vond, dat zijn zoons net als hij horlogemaker moesten worden. Maar de oudste, Johan, zat op het vloeiblad van de werkplaats liever te tekenen en zou een opleiding aan de kunstacademie gaan volgen en de tweede, Bernard, schreef op diezelfde vloeibladen gedichten en werd later hoogleraar Sanskriet.
Overigens werd een bredere ontwikkeling ook door de ouders ondersteund: vader zou actief zijn geweest in de vrijdenkersbeweging rond Domela Nieuwenhuis en alle kinderen leerden een muziekinstrument bespelen; voor Gerard was dat de piccolo.
Broer Henri werd wel horlogemaker, net als Gerard later. Gerard ging daarvoor rond zijn 19e bijna een jaar lang in de leer in Duitsland. Mogelijk was dat in Haßloch bij Georg Kaltenbach.
In 1900 trad Henri officieel toe tot de zaak van zijn vader. Deze was toen inmiddels 60 jaar oud.
Gerard kon het niet altijd goed vinden met zijn vader: hij vond, dat deze te vaak van huis was en dan maar wat “in de Jodenhoek rondslenterde”. Op de zolderverdieping was inmiddels een tweede werkplaats ingericht, zodat niet iedereen steeds op elkaars lip zat bij het werk.
Henri was de wiskundige van de familie; in de jaren 1902-1903 was hij redacteur van het “Tijdschrift voor Horlogemakers”, dat in tweewekelijkse afleveringen verscheen. Gerard was de “zakenman”, die ook op jeugdige leeftijd niet terugdeinsde voor moeilijke beslissingen als het ontslaan van een niet-functionerende bediende.
De fourniturenhandel
In 1905 verhuisde het gezin naar een pand op het Singel 463; Henri bleef boven de zaak in de Vijzelstraat wonen. De oudste broers waren toen het huis al uit.
Gerard richtte op het Singel een fourniturenhandel op, die van de horlogedetailhandelszaak werd gescheiden. Hij ging als handelsreiziger de horlogemakers in heel Nederland langs voor hun bestellingen.
Toen Henri een jaar later in Utrecht ging werken, nam Gerard diens plaats in de Vijzelstraat weer over. Daar zal hij ook de winkel en de reparatiewerkplaats hebben waargenomen. Daarnaast was hij nu ook actief voor het Klokkenmuseum (voluit: Museum en Archief van Tijdmeetkunde), dat eerder door Henri was opgericht. Daar vervulde hij de functie van bibliothecaris.
Het was waarschijnlijk in deze periode, dat hij Christien Carels leerde kennen.
Christien
Christina Amalia (kortweg “Chris” of “Christien” genoemd) was de dochter van Jacobus Carels en Anna van Munster.
Zij werd geboren op 24 december 1882 op de Herenmarkt 17 en vernoemd naar haar grootmoeder van vaders kant, Christina Amalia Meijering (die weer vernoemd was naar háár grootmoeder, ook weer van vaders kant, Christina Amalia Visch).
Het verhaal over haar ouderlijk gezin vind je op de pagina familie Carels-van Munster.
Chris had twee halfbroers uit een eerder huwelijk van haar vader, Willem en Henri, resp. 11 en 10 jaar ouder dan Chris.
Van haar derde tot haar zeventiende jaar woonde het gezin in de Vijzelstraat op nummer 70. Daar werd in 1891 broertje Co geboren. Chris was toen al ruim acht jaar oud.
In 1899 verhuisden ze naar de Weteringschans 95, tegenover het Rijksmuseum. Dat pand kon worden aangekocht dankzij de erfenis van een oom van haar moeder, Hein van Munster.
Op deze foto, gemaakt rond 1900, staat Christien met haar moeder en haar hondje op het balkon, Co staat op de stoep.
Uit de periode 1898-1904 is haar ansichtkaartenverzameling bewaard gebleven, waarin ook de kaarten die aan andere gezinsleden verstuurd waren, werden opgenomen. Zo krijgen we een inkijkje in het leven van het gezin in die periode, evenals in dat van haar grote broers Willem en Henri.
In de periode dat Gerard in de zaak werkte, waarschijnlijk rond 1906, bracht Chris haar gouden Vacheron-horloge ter reparatie. Kennelijk maakte zij nogal indruk op de jonge horlogemaker, die toen het werk gereed was, het horloge persoonlijk bij haar thuis bezorgde. Daarbij “vergat” hij het étuitje, zodat hij een smoes had voor een tweede bezoek.
Chris raakte bevriend met Gerards oudere zus Marie, van wie zij een tentoonstelling had bezocht van de VvVvV (Vereniging voor Verbetering van Vrouwen- en kinderkleding). Via haar kwam zij bij de familie Faddegon over de vloer, onder andere om te musiceren.
Met Gerard bezocht zij toen eens een feestelijke avond, waarna zij door hem ‘s avonds in een koetsje werd thuisgebracht, samen met een bij een verloting gewonnen schemerlamp. Toen haar moeder de volgende ochtend ontsteld reageerde, omdat haar dochter met een man in een koetsje had gereden, verontschuldigde zij zich, omdat immers de schemerlamp tussen hen in had gestaan.
Gerard was inmiddels weer naar het Singel verhuisd: broer Henri was met zijn vrouw Mies Verkerk teruggekeerd naar de Vijzelstraat.
De zaken gingen goed: er werd geadverteerd in de vakbladen en Gerard reisde regelmatig naar Duitsland voor de inkoop en vervolgens door heel Nederland voor de contacten met zijn klanten.
De reizen die Gerard voor de zaak ondernam, zijn goed te volgen: minstens twee keer per week ontving zijn verloofde een ansichtkaart, vaak met een kwinkslag, en met de aanhef “lieve Keesje”.
Huwelijk
In december 1908 was het feest.
Na de ondertrouw op 1 december volgde op zondag 13 december van 2 tot 4 uur een ontvangstdag op de Weteringschans. Van het portret dat daarbij (tussen de schuifdeuren) werd gemaakt, bestaat nog een prachtig gedetailleerd glasnegatief.
In het familie-archief wordt het receptieboek nog bewaard: uniek, met alle handtekeningen van de aanwezige familieleden.
Het bruidspaar werd getrakteerd op een speciaal voor hen gecomponeerd lied, waarin ook de manier waarop zij elkaar leerden kennen werd bezongen. Een transcriptie is in te zien met deze link.
Geboorte en overlijden
Behalve Gerard en Chris woonden op het Singel ook Gerards ouders en zijn zussen Marie en Fie. Ook de fourniturenzaak was er gevestigd.
Marie was opgeleid als beeldend kunstenaar en was aanvankelijk werkzaam als lerares tekenen. Later ontwikkelde zij zich verder in het “kunstnaaldwerk” en raakte zij betrokken bij de Vereniging voor Verbetering van Vrouwenkleding. Toen deze vereniging een eigen vakschool oprichtte, werd Marie daarvan de eerste directrice. Veel van haar activiteiten speelden zich ook op het Singel aan huis af, zoals de vergaderingen van deze vereniging.
Met de jongste zus Sophie (Fie) ging het niet goed. Zij werd in de periode 1908-1909 opgenomen in de kliniek “Veldwijk” in Ermelo, werd hersteld ontslagen, maar in juli 1909 overleed zij in Nunspeet, net geen 25 jaar oud.
Voor vader Barend was dit aanleiding te stoppen met de horlogezaak in de Vijzelstraat. In een brief aan zijn klanten liet hij weten, dat de horlogezaak werd overgedaan aan de firma Laméris in de Leidsestraat en dat hij verder in de zaak van zoon Gerard ging werken. Ook Henri werd vennoot in de fourniturenzaak. Hij bleef met zijn gezin wel in de Vijzelstraat wonen.
Waarschijnlijk liep de fourniturenzaak goed; in ieder geval kon het gezin een “flink dagmeisje” bekostigen en vierden Gerard en Henri met hun gezinnen vakantie in Zandvoort.
Intussen was op 16 oktober 1909 bij Gerard en Chris het eerste kind geboren: Jacobus (Co), genoemd naar zijn grootvader van moeders kant. Op 29 mei 1911 volgde weer een zoon, die net als zijn vader Gerard Herman werd genoemd, maar later naar zijn haarkleur “de Witte” of kortweg “Witte” zou heten.
De vakschool van Marie had, na enige omzwervingen, een solide vestiging gevonden in de Ruijschstraat, waar niet alleen voor de directrice, maar ook voor haar ouders woonruimte bij aanwezig was. In september 1911 verlieten zij het pand aan het Singel.
Vader Barend zou echter niet lang op dit nieuwe adres wonen: hij overleed een jaar later en werd in Nunspeet begraven, op dezelfde begraafplaats als zijn jongste dochter.
Hilversum
Nog in datzelfde jaar verhuisde het jonge gezin van Gerard en Chris naar de Mauritslaan 35 (huidig huisnummer 43) in Hilversum.
De zaak in Amsterdam bleef waarschijnlijk nog steeds op het Singel gevestigd, maar de uitstekende spoorwegverbinding met het Gooi maakte het forensen van en naar Amsterdam vrij eenvoudig.
Op 4 april 1913, een mooie lentedag, kwam dochter Anna Hermanna Frederika ter wereld, genoemd naar haar grootmoeder van moeders kant. Zij zou Angela als roepnaam krijgen.
Net voor de bevalling was Polly, het hondje van Chris, onder het kraambed gaan liggen. Die moest daar weg, anders zou die het de dokter, die de thuisbevalling moest begeleiden, niet toestaan zelfs maar in de buurt van het bed te komen. Gelukkig kwam deze pas laat en kon Polly bijtijds worden weggelokt.
Ook al was Gerard voor de zaak de hele week van huis, bij de geboorte van zijn kinderen lukte het hem elke keer weer om thuis aanwezig te zijn.
Hij plantte een notenboom in de Hilversumse tuin, maar voordat deze op kwam moesten ze weer verhuizen.
In 1914 begon de eerste Wereldoorlog. Nederland was neutraal, maar vanwege de mobilisatie werd het gehele spoornet voor het normale reizigersverkeer gesloten. Het forenzen van en naar Amsterdam werd onmogelijk, en het gezin ging weer terug naar Amsterdam, waar zij tijdelijk onderdak vonden bij de ouders van Chris op de Weteringschans.
Gerard raakte in het begin van de oorlog zwaar overspannen: hij zat nachten op, schreef lang stukken, praatte aan één stuk door en was zijn omgeving daarmee tot last. Na de verhuizing kalmeerde hij weer snel.
Amstelveenseweg
Begin 1915 lukte het een eigen woning te vinden aan de Amstelveenseweg 79 op 1-hoog. Deze woningen stonden er pas vijf jaar, aan de rand van de stad. Ook Henri en Mies kwamen met hun drie kinderen iets verderop op de Amstelveenseweg wonen: het huis in de Vijzelstraat was door de gemeente opgekocht om te worden gesloopt ten behoeve van de verbreding van de straat.
De kinderen uit beide gezinnen werden met kleding van de vakschool van tante Marie gefotografeerd voor de brochures die daar werden uitgegeven.
Langs de andere kant van de Schinkel, over de Overtoomse Sluis, waar de weg naar Sloten begon, werd op zondagen gewandeld. Ook werden er roeitochtjes op de Schinkel gemaakt.
De jongens konden aan de overkant naar school in de derde Schinkelstraat; moeder kon vanaf het balkon in de gaten houden of ze recht naar school liepen.
Eind 1917 werd Christiaan geboren, die Kik werd genoemd. Daarmee begon die ene verdieping op de Amstelveenseweg wel aardig vol te raken.
En toen Chris een jaar later opnieuw zwanger was, werd het tijd naar iets groters uit te zien.
Gerards moeder vertrok in augustus 1918 met zijn zus Marie naar Apeldoorn. Marie was al een tijd ziek, maar nu werd werken voor haar onmogelijk. Waarschijnlijk was Apeldoorn een rustiger plek om te worden verpleegd. Voorjaar 1919 overleed Marie; ze werd bij haar vader begraven, op de begraafplaats van Nunspeet.
Hoewel Gerard vrijgesteld was voor de militie, werd hij in 1918 toch plotseling gemobiliseerd. De revoluties in Rusland en Duitsland konden ook in Nederland tot een socialistische machtsovername leiden, zo was de angst.
De overnachtingsplaats was vuil; Gerard besloot daar niet op de grond te gaan liggen, maar hielp in plaats daarvan in de kantine. Zelf geloofde hij niet dat het tot een ernstige confrontatie zou leiden. Hij kende een van de voormannen, David Wijnkoop. Deze was een goede vriend van zijn broer Bernard en stond niet bekend om een gewelddadige aanpak. Toen er uiteindelijk, onder meer door een paniekreactie van enkele militairen, toch doden waren gevallen, werden de demonstraties dan ook onmiddellijk afgeblazen.
In hoeverre Gerard van die schermutselingen iets mee had gekregen, is niet bekend. Wel bewaard bleef het verhaal, dat zijn overjas en geweer gestolen waren. Samen met dochter Angela doorzocht hij de volgende dag alle tenten, maar zonder resultaat. Over de jas zat hij overigens niet zo in, maar wel over de handschoenen, die Chris speciaal voor hem gebreid had.
Faddegon & Krook
De grote beperkingen die de oorlog in Europa met zich meebracht, maakte het voor de fourniturenzaak niet makkelijk. Gerard had wel, net voordat de import uit Duitsland vrijwel onmogelijk werd, in de Elzas een enorme partij horlogeglazen op de kop kunnen tikken. Hij stelde zijn klanten min of meer op rantsoen, verleende geen korting bij bestelling per dozijn, maar moest daarbij wel steeds uitleggen dat hij op deze manier iedereen zo lang mogelijk kon blijven voorzien.
In 1914 had hij al een reiziger aangenomen. En de samenwerking die er was ontstaan met de fourniturenhandel van N.J.Krook uit de St.Luciensteeg, leidde in 1917 tot de oprichting van “NV Fourniturenhandel v/h Faddegon en Krook”. De directie bestond uit Henri en Gerard Faddegon en Nicolaas Johannes Krook. Een eerste aandelen-emissie bedroeg f.100.000,-.
In het jaar daar op werd een pand gekocht aan de Spuistraat, waar het fourniturenmagazijn zijn intrek nam. Kennelijk was het pand ruim bemeten, want blijkens een advertentie in de Telegraaf werd de eerste verdieping (80 m2) te huur aangeboden.
Na het einde van de oorlog ging het al snel bergop: eind 1919 werd de N.V. Groot-Uurwerkhandel opgericht. Gerard was de enige directeur, commissarissen werden zijn broer Henri, zijn medevennoot N.J.Krook, G.J.Portielje en zijn zwager Willem Carels, de oudste broer van Chris. In het jaar daarop werd tot twee maal toe een half miljoen gulden aan aandelen uitgegeven.
Het pand in de Spuistraat werd in 1920 door de gemeente Amsterdam onteigend ten behoeve van de gemeentelijke telefooncentrale, die op die plek zou worden gebouwd. Het geld dat daarmee vrij kwam zou Gerard hebben vastgezet voor zijn kinderen, om hen voor de gevolgen van een eventueel faillissement te beschermen.
Gerard had al een tijdje een ander pand op het oog, zodat in 1920 de zaak naar een geheel verbouwd pand op de Nieuwezijds Voorburgwal 266 kon verhuizen.
Weteringschans
Zomer 1919 verhuisde het gezin weer naar Weteringschans 95, waar zij het gehele bovenhuis tot hun beschikking kregen. Daar werd in oktober zoon Willem Johan geboren; roepnaam: Pim.
De kinderen hadden in huis alle ruimte; op straat spelen in de drukke stad was zonder begeleiding niet goed te doen. Daar stond tegenover, dat boven, op het platte dak, een atelier was gebouwd. Daar kon veilig worden gespeeld en Co hield daar zelfs een konijn in een hok.
Met Gerard ging het intussen niet goed. De spanning van de oorlog leidde uiteindelijk tot een “zenuwinzinking”: “Hij was te zacht, voor een wereld van geweld”; zo verwoordde dochter Angela het later.
Het verhaal gaat, dat hij zijn zwager Willem naar de Valeriuskliniek begeleidde (Gerard was meer dan eens met diens lot begaan) en toen meteen maar hulp voor zichzelf had gevraagd. Gerard werd opgenomen als vrijwillig patiënt en er werd hem morfine toegediend. Na een bezoek van Chris, waar ook Angela bij was, nam een zuster hen in het trapportaal apart. Angela hoorde deze tegen haar moeder zeggen: “Je moet je man hier weghalen, als hij hier blijft maken ze hem dood”.
Gerard werd overgebracht naar Santpoort. Volgens overlevering zou de specialist daar verbaasd zijn geweest dat ze hem hadden opgenomen, omdat hij helemaal niet zo ziek was. Maar uit het inmiddels beschikbare dossier blijkt, dat er sprake was van “hysterische erregung”. De voor hem onoplosbare problematiek van zwager Willem was de trigger voor de al eerder sluimerende stoornis geweest, met als gevolg dat Gerard voortdurend onsamenhangend en driftig gesticulerend liep te oreren. Maar na drie maanden was de opwinding voorbij en kon Gerard weer geheel hersteld en uitgerust naar huis.
Misschien was het voor extra hulp, of misschien was er een andere reden voor, maar voor de zorg van de jongste kinderen zal het prettig zijn geweest dat Chris’ nicht Anna, dochter van haar broer Henri, een half jaar bij hen in huis woonde.
Voorjaar 1922 kwam het zesde kind van Gerard en Chris ter wereld: George, waarschijnlijk genoemd naar Gerards’ vroegere leermeester Georg Kaltenbach.
Hij zou als roepnaam Oek krijgen.
In 1920 overleed opoe Carels, de moeder van Chris. Vijf jaar later overleed ook haar vader. Daarmee werd Chris erfgenaam van het huis, samen met haar boer Co, die met zijn gezin op de benedenverdieping woonde.
Hun oudere halfbroers, Willem en Henri, bleken van de erfenis te zijn uitgesloten, waarschijnlijk omdat het hier ging om de nalatenschap van Hein van Munster, de oom van hun stiefmoeder (zie voor het verhaal over deze erfenis de passage over oom Hein via deze link).
Volgens overlevering zou Gerard tegen zijn zwager Co hebben gezegd, dat deze zich over Henri moest ontfermen en dat hij wel voor Willem zou zorgen. Willem zou de helft van het erfdeel van Chris hebben gekregen.
Gerard en Chris verkochten hun deel van het huis op de Weteringschans aan Co en met dat geld kochten zij een huis in Bussum, waar eerder ook Gerards broer Henri zich met zijn gezin had gevestigd.
Vondellaan 9 – Bussum
Begin augustus 1925 logeerden de drie oudste kinderen: Co, Witte en Angela bij de familie Wiechers, een bevriende collega-horlogemaker op de Groote Markt in Den Haag. Hun moeder verbleef met de drie jongere broertjes in Ginneken, van waaruit zij het volgende bericht stuurde:
“Lieve Jongens, …. ‘t Heeft hier vandaag erg geregend, jammer voor de jongens. Zeg jongens we hebben een huis in Bussum, Vondellaan no.9. Veel mooier dan ‘t andere. Zondag a.s. gaan we er weer met ons allen heen. Kom jelui dus Zaterdag niet te laat thuis. We gaan met ons tienen en piknicken in ‘t nieuwe huis. We gaan al deze maand waarschijnlijk verhuizen dus moet ik dan maat gaan nemen voor gordijnen. ‘t Is een nieuw huis en net klaar. Er is een flinke tuin bij met gelegenheid voor een kippehok en duiven en konijnen. Nu jongens tot Zaterdag. De hart. gr. aan de fam. Wiechers en een zoen voor jelui zelf van Moeder, Kik, Pim en George.”
Vondellaan 9 kreeg als opschrift op de daklijst “De Duiventil”.
Wanneer deze naam daar geplaatst werd, weten we niet, maar in de jaren die volgen zou er inderdaad sprake zijn van uit- en weer aanvliegen.
Het gezin werd uitgebreid met een hond, een Rottweiler met de naam “Castor van Nijenbergh”. Kennelijk een bijzonder dier, want bij een hondententoonstelling in Concordia kreeg zij (het was een reu) het predicaat “uitmuntend”.
Chris werd opnieuw zwanger. Commentaar van Co, de oudste, was: “komt er nu weer een serie van drie?”.
Op 11 oktober 1926 werd Herman geboren, maar daarmee was het gezin dan toch wel compleet.
Gerard zou gezegd hebben, dat zijn zoons, als ze geen horlogemaker werden, dan maar boer moesten worden.
Zo zou het dan ook gaan. Co vertrok eind jaren ’20 naar Veltrup bij Burgsteinfurt, om bij de familie van zijn grootmoeder Laugeman het boerenbedrijf te leren kennen.
Witte was eerst in de leer bij een horlogemaker in Bussum, en vertrok in 1930 naar familie van zijn moeder in Den Haag, waar hij in de zaak van Wiechers op de Grote Markt werkte en ondertussen wiskunde-colleges volgde.
In 1933 ging Kik in Helmond in de leer bij horlogemaker Andriessen, bij wie ook later Oek zich in het vak zou bekwamen.
En Pim ging in Zeeland naar de tuinbouwschool.
Het huis op de Vondellaan in Bussum bleef de basis voor veel, ook gezamenlijke activiteiten. Van hieruit werden kampeervakanties ondernomen.
Ook werden er voorstellingen gemaakt met een schimmenspel; hiervoor werden eigen verhalen geschreven en opgevoerd.
Chris was lid van de Nederlandschen Vegetariërsbond.Zij was hierin tamelijk fanatiek, bekritiseerde bij anderen “een lijkenlucht” als er vlees werd gebraden. Zij organiseerde cursussen “Vegetarisch koken”en zat voor de Bussumse afdeling als penningmeester in het bestuur. Ook een aantal van haar kinderen zou vegetariër worden; een in die tijd nog niet zo gebruikelijke keus. Gerard bleef wel vlees eten, waarschijnlijk maakte Chris dat dan toch voor hem klaar.
Chris was al langere tijd actief in de Theosofische Vereniging en in de Bussumse loge zat zij enige tijd in het bestuur.
Witte en Angela waren in Amsterdam lid geweest van een “Tafelronde”, een jeugdafdeling van de Theosofische beweging. In Bussum richtten zij een eigen tafel op: “de Sprooksprekers”. Kinderen van verschillende leeftijden uit een aantal gezinnen waren hierbij aangesloten en ontmoetten elkaar bij hen thuis. Naast ceremoniële bijeenkomsten werd gewerkt aan de opzet van een marionettentheater, waarmee met veel succes een opvoering werd gegeven.
Kik was actief lid van de padvinderij, Oek later ook.
En Angela was actief voor de Jongeren Vredes Actie (JVA). Aan huis op de Vondellaan werden bijeenkomsten met lezingen gehouden met thema’s als dienstweigeren, geestelijke weerbaarheid en het opkomend nationalisme. Inmiddels had haar neef, zoon van de in 1930 overleden Henri, zich bij zo’n nationalistische groepering aangesloten. Welke gevolgen dat in die tijd had voor de relatie tussen de beide Bussumse families is niet bekend.
Eind jaren ’30 verlieten de oudste kinderen gaandeweg de ouderlijke woning. Co trouwde met Wil du Mee en vertrok naar Arnhem en Angela vond werk op de Quakerschool in Eerden bij Ommen, waar zij trouwde met Jos Brusse.
Oorlog
Begin 1940 verscheen een feestelijke brochure, ter viering van het 25-jarig bestaan van Faddegon&Krook. Maar kort daarop werd ook Nederland in de oorlog betrokken.
Het uitbreken van de tweede wereldoorlog en de inval van het Duitse leger waren een grote klap voor Gerard. Hij had veel familie en vrienden in Duitsland en met zijn op vrede en harmonie gerichte levenshouding was dit een toestand die hij niet kon verwerken. Kort na de wapenstilstand werd hij opgenomen. In juli 1940 kon hij voor verder herstel weer naar huis.
Oek nam zijn ouders ter ontspanning mee in de tjotter op de Loosdrechtse plassen; op de foto is te zien dat Gerard, dan nog maar net 60 jaar, nu wel erg oud is geworden.
Gelukkig kon de zaak wel blijven draaien; Kik was in 1937 tot de zaak toegetreden. Hij trouwde in 1941 met Tini Kouw, met wie hij in de Beemster ging wonen. Maar ook Witte, die boven de zaak op de Nieuwezijds Voorburgwal woonde, kon af en toe bijspringen. Gerards broer Henri was al in 1930 overleden, maar de belangrijkste formele taken werden waarschijnlijk verricht door N.J.Krook. Deze regelde ook, dat in deze jaren de statuten van zowel de Fourniturenhandel als van de Groot-Uurwerkhandel werden aanpast.
De jongste zoon, Herman, werd ernstig ziek. Hij zat op de MULO, speelde hockey, en was een verdienstelijk zwemmer. Wellicht zou de botkanker in zijn been bij eerder ingrijpen niet fataal zijn geworden. Maar op 2 november 1942 overleed hij, net 16 jaar oud.
Bij de crematie in Velsen werd onder meer gesproken door Gerards broer Bernard, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.
Uit de nalatenschap is een pentekening van Herman bewaard gebleven.
Gerard kon het overlijden van zijn jongste zoon niet verwerken. Hij wilde het familiehuis verkopen, want hij kon niet langer leven in het huis waar zijn zoon stierf. Chris regelde, dat hij onder curatele werd gesteld, zodat dat gevaar werd afgewend.
Gerard werd opgenomen in Utrecht in de Neurologische Kliniek van het Academisch Ziekenhuis. Hier werd hij behandeld met shocktherapie, waar hij een kromme knie aan overhield. Nog jarenlang moest hij elke week aan het zere been worden gemasseerd.
Voor de zaak kon Gerard waarschijnlijk niet veel meer doen.
Wie er in deze periode in de zaak werkten, is nog niet helemaal duidelijk.
Witte werkte in de eerste oorlogsjaren nog als wiskundeleraar op een paar ambachtscholen in Gelderland. Daarnaast ontwikkelde hij zijn eigen cursus voor horlogemakers, die vanuit de familiezaak werd uitgezet, en was hij conservator van het Klokkenmuseum, destijds gevestigd in het Stedelijk Museum.
Het meeste werk kwam bij Kik terecht, maar in 1944 werd deze ook nog eens ziek met ernstige longklachten.
Er is correspondentie bewaard gebleven tussen hem en Witte uit de periode eind 1944- begin 1945. Kik, nog steeds niet hersteld, probeerde vanaf zijn ziekbed in Beemster te regelen dat Witte, die in Amsterdam boven de zaak woonde, wat meer voor de zaak zou doen en vooral ook: een aandelenemissie zou verzorgen. Witte was het met een aantal voorstellen van zijn broer niet eens, maar probeerde wel af en toe bij te springen. In de oorlogswinter van 1944-’45 ging echter de meeste tijd op aan het proberen iets te eten te krijgen. Ook ging hij liever niet de deur uit, uit angst voor razzia’s door de bezetter.
Witte probeerde nog wel de onder curatelestelling van zijn vader op te heffen, maar of dat uiteindelijk lukte is niet bekend.
De financiële aanspraken, die de vele familieleden op de zaak konden maken, was een bron van zorg. Naast Gerard en zijn kinderen hadden ook de kinderen van Henri belangen in de zaak.
Sommigen van hen verrichtten af en toe ook werkzaamheden voor de zaak, maar de organisatiestructuur is tot op heden nog altijd onduidelijk gebleven.
Kik Faddegon en Jacob Krook waren de directieleden van de fourniturenzaak.
Witte was commissaris, evenals Frans van Duykeren, een schoonzoon van wijlen Henri Faddegon.
Barend, de oudste zoon van Henri, was procuratiehouder, evenals Gerards oudste zoon Co.
En daarnaast bestond dan ook de N.V. Groot-uurwerkhandel, later omgedoopt in “N.V. Sagit”, met evenzovele formele functies.
Faddegon & Krook na de oorlog
Dat was de situatie waarin Kik na de oorlog de firma Faddegon & Krook weer op de rails moest krijgen.
Hij ging daarin voortvarend te werk. In vrijwel alle afleveringen van het vakblad “Chronos” verscheen een advertentie en menig nieuwtje werd uitgebuit om een redactioneel bericht te kunnen plaatsen.
Ook de schriftelijke horlogemakerscursus, die door Witte werd bestierd, leek in eerste instantie veel belangstelling te trekken. Maar gaandeweg trokken cursisten zich terug; de opzet zou te moeilijk en te theoretisch zijn. Tot ergernis van Witte besloot Kik de cursus stop te zetten.
Witte trouwde in 1949 met Clazien Keizer. Bij gebrek aan woonruimte besloten Gerard en Chris, dat zij zich op de benedenverdieping van de Vondellaan konden vestigen. Zelf trokken zij zich op de eerste verdieping terug. Ook Oek woonde niet meer thuis, hij trouwde in datzelfde jaar, met Henny Hardonk.
Witte kon ook de functie van reiziger van zijn vader overnemen. Hij bezocht de klanten in Zuid-Holland en Zeeland. Maar ook hier rammelde de organisatie: regelmatig bleek, dat een collega een paar dagen eerder dezelfde klant had bezocht.
Ook al was hij, net als zijn vader, het grootste deel van de week van huis, bij de geboorte van zijn kinderen was Witte, ook net als zijn vader, wel aanwezig.
De geboorte van Jelle in 1950 betekende voor Gerard diens twaalfde kleinkind. Gewend als hij was om als grossier in dozijnen te rekenen, had hij begin dat jaar een dozijn theelepeltjes met het wapen van Rotterdam meegenomen, één voor elk van zijn kleinkinderen (en met de twaalfde nog op komst).
Vondellaan 9 bleef voor de familie een “duiventil”; verjaardagen van Gerard en Chris werden uitgebreid gevierd. De broers trokken zich daarbij vaak terug op eigen terrein met hun “onnavolgbare gesprekken”.
De kleinkinderen herinneren zich hun opa uit deze tijd meestal liggend op de bank, je begroetend met “hallo Piet!”.
En hun moeders (de schoondochters) maakten vooral veel lawaai samen.
Faillissement
Witte ging in overleg met zijn mede-commissaris Frans van Duykeren over de plannen voor een aandelenemissie en de opening van filialen. Hij maakte zich ernstig zorgen over de financiële toestand van de zaak, want er zou ook boven de draagkracht zijn ingekocht. Het resultaat van dit overleg was voor hem kennelijk niet geruststellend, want enkele maanden later probeerde Witte zijn aandelen in de Groot-uurwerkhandel te verkopen. Dat lukte overigens niet, omdat deze incourant bleken te zijn.
Ook een brief van de accountant in verband met de relatie met de bank en de oplopende betalingsachterstand hield de expansie van het bedrijf niet tegen: begin 1952 vestigde Kik in het Rotterdamse Groothandelsgebouw een filiaal.
Faddegon & Krook kreeg hier op de tweede etage een ruimte van 200 m2 ter beschikking. Op 18 maart vond de feestelijk opening plaats.
Gerard maakte deze uitbreiding van zijn zaak nog net mee: hij overleed op 25 september 1953 in Rotterdam. Hij werd begraven in Nunspeet, waar eerder zijn ouders en zijn zussen waren begraven.
Het einde van zijn bedrijf bleef hem bespaard. Begin 1954 werd op een spoedvergadering van de Raad van Commissarissen vastgesteld, dat een faillissement dreigde. Een mogelijk oplossing, waarmee de directie zeggenschap moest inleveren, werd door Kik geweigerd. Dit bleek uiteindelijk het einde in te luiden van het familiebedrijf Faddegon & Krook.
De gevolgen voor de betrokken en hun gezinnen liepen uiteen.
Co, die zich terugtrok als procuratiehouder, had evenals Pim al eerder voor een andere carrière gekozen.
Oek had, met zijn technische horlogemakersopleiding als achtergrond, werk gevonden als amanuensis op een school.
Witte kreeg formeel ontslag aangezegd door de directie. Het lukte hem na enige tijd werk te vinden als verzekeringswiskundige bij Centraal Beheer en later bij het GAK.
En Kik zette zich, nadat hij deze tegenslag had verwerkt, opnieuw vol energie in voor de fourniturenhandel, die hij onder de naam Faddegon&Kouw vanuit zijn woning in Amsterdam herstartte. Meer hierover op de pagina over Kik Faddegon.
Wat de gevolgen waren voor de familie van (oom) Henri en met name voor het gezin van neef Barend in Bussum, is niet bekend.
Vertrek uit de Vondellaan
Op de Vondellaan bleven de families elkaar ontmoeten.
In ieder geval werden de verjaardagen van Chris, de dag voor kerst, uitgebreid gevierd.
De kleinkinderen noemden haar, afhankelijk van de leeftijd waarin ze het woord “grootmoeder” hadden leren zeggen, respectievelijk “oma”, “grootje”, “ootje” of kortweg “oot”.
Zij woonde op de bovenverdieping, het benedenhuis was voor het gezin van Witte en Clazien, die daarmee ook regelmatig aanloop hadden. Voor de kinderen was het mooie plek om te spelen en op te groeien: een voor- en achtertuin, een rustige straat en een plantsoen vlakbij.
Chris was lid van de “vrij-katholieke kerk”, een onafhankelijk kerkgenootschap van gnostisch-theosofische signatuur. Soms nam zij een van haar kleinkinderen mee naar een bijeenkomst, onder meer als versterking van het kinder-kerstkoortje.
In 1957 besloot Chris het huis in de Vondellaan te verkopen. Zij wilde een zeereis maken naar het gezin van haar dochter Angela, dat drie jaar eerder naar Nieuw-Zeeland was geëmigreerd.
Terwijl het huis voor de nieuwe eigenaar van binnen al werd verbouwd, moest Witte met zijn gezin nog een ingewikkelde woningruil tot stand brengen voordat zij naar Amsterdam konden verhuizen. Chris had inmiddels haar intrek genomen bij het gezin van Oek en Henny in Bussum. Toen die naar Zutphen verhuisden, ging zij zelfs nog met hen mee, voordat haar geplande reis een aanvang kon nemen.
Eind 1957 werd het familie-huis in de Vondellaan na meer dan dertig jaar door de Faddegons verlaten.
Felixoord
Chris vertrok op haar wereldreis. Eerst per schip de Atlantische en de Stille Oceaan over, een reis van enkele maanden. Vanuit de verschillende havens werd de familie in Nederland op de hoogte gehouden, onder meer met gestencilde informatie die op de boot was uitgereikt. Zo konden de kleinkinderen op school een stoere spreekbeurt houden over het Panamakanaal, waar hun oma doorheen was gevaren.
Bij de familie van Jos en Angela in Christchurch verbleef ze lange tijd in huis.
Na terugkomst, een route die via de Indische oceaan werd afgelegd, kreeg zij ook weer onderdak bij meerdere van haar kinderen, uiteindelijk geruime tijd bij het gezin van Co en Wil in Arnhem. Dit in afwachting van een plek in het Vegetarisch bejaardenhuis in Oosterbeek: “Felixoord”, waar zij in 1961 terecht kon.
Hier zou zij de laatste jaren van haar leven doorbrengen. Zij bleef nog lange tijd actief, onder meer met de postbezorging in het tehuis.
Ook op hoge leeftijd werd zij opgehaald om deel te nemen aan familie-bijeenkomsten, zeker als er familie uit Nieuw Zeeland in Nederland op bezoek kwam. Hoogtepunt daarbij was de viering van haar 90e verjaardag, omringd door bijna al haar kinderen en kleinkinderen.
Christien Faddegon-Carels overleed op 21 mei 1977, 94 jaar oud. Ze werd gecremeerd in Arnhem.
De kinderen van Gerard en Chris
- Jacobus (Co) (1909-1980)
Co volgde de 3-jarige HBS en ging daarna naar de landbouwschool in Burgsteinfurt, waar hij van 1927 tot 1929 werkte bij Heinrich Felthus, familie van zijn grootmoeder Laugeman. Terug in Nederland ging hij werken bij de Heidemaatschappij, waar hij ook zijn vervolgopleiding kreeg.
In Bussum maakte hij kennis met Wilhelmina Antonia (Wil) du Mee (1910-1994) toen zij beiden een antifacistenbijeenkomst van de Vereniging voor Volksontwikkeling (VVVO) bezochten.
Zij trouwden eind 1936 in Bussum en gingen in Arnhem wonen, waar zij 2 kinderen kregen.Tijdens de oorlog raakte Co ernstig gewond, toen hij in 1944 bij Hevea-dorp voor de Duitse bezetter loopgraven moest graven en daarbij onder een muur terecht kwam.
In september 1944 ontvluchtte het gezin het zwaar gebombardeerde Arnhem. Zij gingen lopend naar Lunteren, waar oom Bernard, een oudere broer van Co’s vader in een villa woonde. Daar bleken ze niet erg welkom, zodat ze enkele maanden later bij Kik en Tini introkken, die toen in Purmerend woonden.Na de oorlog woonde het gezin in Amsterdam, waar Co tot 1954 bij het familiebedrijf Faddegon&Krook werkte als procuratiehouder. Omdat hij het niet eens was met de bedrijfsvoeringdoor zijn broer Kik, stapte hij uit de zaak en ging opnieuw bij de Heidemaatschappij aan het werk. Via Groningen en Geldermalsen verhuisden ze in 1962 opnieuw naar Arnhem.
Naast zijn werk was Co actief voor de Partij van de Arbeid, onder meer voor de staten van Gelderland. Ook was hij lid van het Humanistisch Verbond. Ook Wil, die in haar jeugd actief was bij de AJC “de Rode Valken”, bleef actief in de Partij van de Arbeid, de Rode Vrouwen en het Humanistisch Verbond.
Co en Wil waren enthousiaste kampeerders, vooral in de Alpen en in Noorwegen. Maar ook het landgoed Eerde bij Ommen was, toen Co’s zus Angela daar met haar gezin woonde, een geliefde bestemming. In Nederland trok vooral het water en in Dwarsgracht bij de Wieden in Overijssel werd een vakantiehuisje gebouwd.
Co overleed in 1980 aan hartfalen, niet lang na zijn pensionering. Wil overleed zeven jaar later. - Gerard Herman (Witte) (1911 – 1998)
Huwde 1949 te Amsterdam met Clazina Wilhelmina (Clazien, Wil) Keizer (1921-2013).Witte en Clazien woonden eerst in Bussum, later in Amsterdam. Zij kregen 2 kinderen.
Voor de pagina over Witte klik hier.
Voor de pagina over Clazien klik hier. - Anna Hermanna Frederika (Angela) (1913 – 2007).
Werkte bij de Quakerschool in Ommen, waar zij Maria Jozef (Jos) Brusse (1913-1987) leerde kennen.
Met hem huwde zij in 1939; zij kregen 3 kinderen.In 1954 emigreerde het gezin naar Nieuw-Zeeland.
- Christiaan (Kik) (1917 – 1982).
Huwde 1941 te Naarden met Martina (Tini) Kouw (1917-1998).Zij woonden in Beemster en later in Amsterdam en kregen 4 kinderen.
Kik was de laatste Faddegon die zijn werk had in het horlogemakersvak.
Zijn verhaal staat op de pagina “Het einde van een horlogemakersdynastie”. - Willem Johan (Pim) (1919 – 1986).
Huwde 1945 te Beemster met Maartje (Map) Tromp (1919-2007).Zij woonden in de Beemster en kregen 2 kinderen.
- George (Oek) (1922 – 2002).
Huwde 1949 te Weesp met Hermina Berendina (Henny) Hardonk (1927-2002).
Zij kregen 2 kinderen.Oek werd opgeleid als horlogemaker. Hij werkte als amanuensis op verschillende scholen, onder andere in Zutphen.
- Herman (1926 – 1942).
De jongste zoon werd geboren in Bussum.
Hij ging naar de MULO, maar overleed in 1942 op 16-jarige leeftijd.
Reacties of aanvullingen? Klik hier.
- Terug naar het overzicht
- of terug naar de beginpagina.