De Oudewater-tak: touwslagers en dienstbodes in de 19e eeuw
Op deze pagina volgt het verhaal over Johannes Faddegon, die zich eind 18e eeuw als horlogemaker in Oudewater vestigde. Zijn nakomelingen zouden vaak in armoedige omstandigheden proberen de kost te verdienen, onder meer als touwslager of dienstbode.
Er zijn geen mannelijke nakomelingen meer gevonden, hetgeen betekent dat deze tak van de Faddegons is uitgestorven.
Johannes Faddegon was het zevende kind van Johannes (Jan) Faddegon en Catharina (Kaatje) de Groot uit Dordrecht.
Toen Johannes in 1757 werd geboren, waren er nog één broer en twee zussen in leven. Na hem kwam nog een broertje, dat zes jaar oud zou worden. Johannes groeide op in de Doelstraat. Zijn vader, die particulier onderwijzer was, overleed toen Johannes 5 jaar oud was. Het verhaal over zijn ouderlijk gezin is te vinden via deze link.
Over zijn jeugd is verder niets bekend. Zijn elf jaar oudere broer Pieter bekwaamde zich in het horlogemakersvak en ook Johannes zou horlogemaker worden.
Op 23 augustus 1785, Johannes was toen 28 jaar oud, werd hij ingeschreven in het indemniteits-register van Gouda voor de periode van drie maanden. Hoe lang zijn verblijf hier zou duren en wat hij in Gouda deed weten we niet. Maar in de Requestboeken van Gouda werd een verzoekschrift aangetroffen van zijn broer Pieter, waarin deze op 3 juli 1787 de Magistraat der Stad Gouda verzocht, het beslag op de inboedel van Johannes op te heffen. Johannes was vertrokken “zonder op zijne zaken orde te hebben” en met achterlating van schulden. Pieter stelde zich garant voor de schulden, waarmee het beslag op de boedel werd opgeheven. Waar deze boedel uit bestond, behalve de genoemde schulden, werd helaas niet vermeld.
Wat de redenen van Johannes’ vertrek was, kunnen we alleen maar naar gissen. Het waren onrustige tijden: in een aantal steden waren de Patriotten aan de macht en Patriottenlegers hadden in juni van dat jaar Wilhelmina, de echtgenote van de Stadhouder, bij het nabijgelegen Goejanverwellesluis tegengehouden bij haar poging naar Den Haag te reizen.
Broer Pieter, die in Dordrecht inmiddels een stevige financiële basis leek te hebben verworven, zou zich later, nadat met hulp van Franse troepen de Bataafse Republiek was gevestigd, betrokken tonen bij de democratische verworvenheden van de burgerij. Maar wellicht gingen deze hoogtepunten uit de Nederlandse geschiedschrijving aan Johannes grotendeels voorbij en maakte hij zijn keuzes op heel andere dan politieke gronden.
Johannes was inmiddels naar Amsterdam vertrokken. Op 6 juni 1788 trouwde hij daar in de Waalse kerk met de acht jaar oudere Elisabeth Jacobs uit Amsterdam. Kaatje de Groot, de moeder van Johannes, was bij het huwelijk aanwezig, evenals Gerrit Jacobs, broer van de bruid. Johannes, Elisabeth en haar broer Gerrit woonden allen in de Utrechtsedwarsstraat. Bij moeder Kaatje staat vermeld: “woont te Dordrecht”, maar om een of andere reden is dit in de akte doorgestreept. In 1789 woonde zij overigens wel in Dordrecht, zoals in het verhaal over haar oudste zoon Pieter is te lezen (via deze link).
Zes jaar later woonden Johannes en Elisabeth in Oudewater, want in mei 1794 gaf de Stad Dordrecht voor Johannes een akte van indemniteit af aan die stad. Vermoedelijk vestigde Johannes zich in Oudewater als horlogemaker.
Voor zover bekend hadden Johannes en Elisabeth geen kinderen. Voor Elisabeth duurde de tijd in Oudewater maar kort: zij overleed begin 1795.
Eind december 1796 werd aangifte gedaan van de geboorte van Johannes, zoon van Johannes Faddegon en Aartje Kok. Een maand later, op 29 januari traden de ouders in het huwelijk en op diezelfde dag werd het kind gedoopt.
Aartje was zes jaar jonger dan Johannes en woonde in Oudewater. In 1800 zou zij bevallen van een tweeling, waarvan één kind bij de geboorte overleed. Het andere kind, een zoon, werd Floris genoemd. In 1803 werd dochter Jacoba Marregrita geboren en in 1805 volgde tenslotte zoon Leendert. Dit jongetje werd maar zes maanden oud.
Waar de familie in Oudewater woonde en waar de horlogemakerszaak was gevestigd, is nog niet achterhaald.
Johannes overleed in 1818 op 60-jarige leeftijd, Aartje vijf jaar later, 57 jaar oud. Als beroep staat in haar overlijdensakte vermeld: “werkster”.
De kinderen van Johannes en Aartje:
-
Johannes jr. (1796-1880)
De oudste zoon van Johannes en Aartje werd Johannes gedoopt. Hij zou touwslager worden, een beroep dat in Oudewater voor de hand lag. Reeds eeuwen lang werd in de Lopikerwaard hennep geteeld en in de omringende plaatsen werd daar touw van gemaakt op de lijnbanen. In de 18e eeuw zakte de productie sterk in door het verval in de scheepsbouw, de belangrijkste afnemer. Maar na de Franse tijd vond weer een opleving plaats, waarbij overigens veelvuldig gebruik werd gemaakt van kinderarbeid.
Wellicht dat ook de kinderen van Johannes en Aartje al op jonge leeftijd op de lijnbaan moesten staan.Bijna twee jaar na het overlijden van zijn vader trouwde Johannes jr. in Utrecht met Cornelia Schouten, dochter van een goudsmid. Cornelia was sinds bijna twee jaar weduwe. Johannes verhuisde naar Utrecht, waar hij de rest van zijn leven zou blijven wonen. In Utrecht vond hij aanvankelijk ook weer emplooi als touwslager, maar het werd steeds lastiger hiermee de kost te verdienen. In latere registraties werd hij vermeld als timmerman, “boomenrooier” of “werkman“.
Twee maanden na het huwelijk werd in de Korte Elisabethstraat een zoon geboren, die ook weer Johannes werd genoemd. Dit jongetje zou nog voor zijn derde verjaardag overlijden.
In 1822 volgde weer een zoon, Hermanus. De jongen die in 1826 werd geboren, werd opnieuw Johannes genoemd. Het gezin woonde inmiddels in de Catharijnestraat.
Januari 1836 overleed moeder Cornelia. Haar zoons, Hermanus en Johannes waren toen 13 en bijna 10 jaar oud.Vijf jaar later hertrouwde Johannes wederom met een weduwe: Geertruij Hendriksen. Geertruij was 42 jaar, twee jaar jonger dan Johannes, geboren Utrechtse. Zij verdiende de kost als werkster. Ze kregen een dochter, Jacoba Margretha, die slechts één jaar oud zou worden. In juni 1845, Geertruij was inmiddels 46 jaar oud, schonk zij opnieuw het leven aan een dochter, wederom een Jacoba Margretha.
Het gezin leefde in grote armoede. Na het overlijden van Johannes jr. werd al een bewijs van onvermogen aangevraagd, eind 1845 werd een beroep gedaan op de bedeling.
Vanaf 1849 tot aan zijn overlijden in 1880 kreeg Johannes een toelage van de kerk. De diaconie registreerde daartoe nauwkeurig de persoonlijke omstandigheden. Bij de eerste aanvraag was Johannes 53 jaar oud, werkman (bomenrooier, touwslager) met een weekloon van f.1,50. De huishuur bedroeg 45 cent. Zijn gedrag werd als “goed” vermeld, en zijn vrouw was geen lidmaat van de kerk. Er kwam in 1849 één kind van 4 jaar oud ten laste van het gezin. In een latere registratie van 1869 werd vermeld, dat hij twee gehuwde kinderen had.Johannes en Geertruij verhuisden nog naar de Zilverbergpoort (nu de Zilverstraat), waar zij beiden de hoge leeftijd van 82 jaar bereikten: Johannes overleed in 1880, Geertruij negen maanden later in 1881.
De kinderen van Johannes jr. en Cornelia, allen geboren te Utrecht:- Johannes (1820-1822)
Overleed op de leeftijd van 2 jaar en 9 maanden.
- Hermanus (1822-1905)
Hermanus was 5 maanden oud, toen zijn oudere broertje overleed.Bij de keuring voor de militie werd vermeld, dat hij werkzaam was als hovenier en bij zijn ouders woonde. Zijn signalement luidde: 1.625 lang, bruin haar, blauwe ogen, ovaal gezicht, rond voorhoofd, puntige neus en gekuilde kin.
Hermanus zou nog gewerkt hebben als tapijtwever, maar in 1869 was hij “sergeant der Artillerie” in Nijmegen.
Hij was bijna 47 jaar oud was toen hij in dat jaar huwde met zijn vier jaar jongere nicht Jannigje, een dochter van zijn oom Floris. Het huwelijk vond plaats in Grave, een vestingstadje aan de Maas. Jannigje was toen dienstbode, 42 jaar oud.
De kolonel van het derde regiment vestingartillerie, waar Hermanus deel van uitmaakte, gaf toestemming voor het huwelijk.In 1877 werden Hermanus en Jannigje ingeschreven in de stad Breda; zij kwamen toen uit Willemstad. De kans is groot, dat hij daar sinds 1870 was gelegerd; alle Nederlandse militaire werden in dat jaar gemobiliseerd vanwege het uitbreken van de Frans-Duitse oorlog en Willemstad was een strategisch bolwerk.
Waarschijnlijk was de diensttijd van Hermanus daarna ten einde, want in de lijst ingezeten van Breda van 1878 staat Hermanus vermeld als “gepensioneerd militair” Hij was toen 56 jaar oud. Hermanus en Jannigje woonden daar in de Akkerstraat; in 1890 in de Mariastraat.
Jannigje overleed in 1897 op 70-jarige leeftijd. Een maand later vertrok Hermanus naar Rotterdam, waar hij gedurende een jaar bij Jannigjes jongere zus Johanna Faddegon verbleef, die inmiddels ook weduwe was. Daarna ging hij weer terug naar Breda, eerst naar de Havermarkt en daarna tot zijn overlijden in 1905 in de Boschstraat. Waarschijnlijk was dit laatste een bejaardenhuis; Hermanus stond daar ingeschreven als “bestedeling”; dat is iemand die op kosten van de gemeente of van een instelling van liefdadigheid ergens in de kost besteed wordt.
Hermanus en Jannigje lieten geen kinderen na. - Johannes (1826- ?)
Johannes werd op 12 februari geboren in de Catharijnestraat. Van hem werd tot nu toe alleen een inschrijving voor de Militie gevonden. Hij was toen 1,65m lang, blond, blauwe ogen, ovaal gezicht, ronde voorhoofd, grote neus en ronde kin.
In de registratie uit 1869 van zijn vader bij de diaconie stond vermeld, dat deze twee gehuwde kinderen had. Dat zouden dan Hermanus en Jacoba Margretha geweest moeten zijn, dus misschien was Johannes toen al overleden.
De kinderen van Johannes jr. en Geertruij:
-
Jacoba Margretha (1843-1844)
Dit meisje overleed op de leeftijd van bijna 15 maanden.
- Jacoba Margaretha (1845-1927)
Toen deze Jacoba 23 jaar oud was, kreeg zij een kind, Pieter Anthonius. Wie de vader was, werd niet vermeld. Het kind overleed twee jaar later, in 1870. Jacoba was werkster en woonde in Utrecht op het Magdalenaplein A939 (kort daarna werden deze huisjes gesloopt).In oktober van datzelfde jaar huwde zij met de twee jaar oudere Hendrikus de Bie, arbeider, zoon van een loodgieter en een naaister.
Jacoba en Hendrikus kregen drie kinderen:- Geertruida Anthonia: zij huwde in 1891, 18 jaar oud, met Petrus Johannes de Meij, met wie zij zeven kinderen kreeg, allen in Utrecht.
- Pieter Johannes, deze huwde in 1899 met Johanna Maria van Zandwijk. Zij kregen twee dochters. Ook dit gezin bleef in Utrecht wonen.
- De jongste dochter, Alida Jacoba, zou maar drie jaar oud worden.
Jacoba en Hendrikus zouden daarna nog vaak verhuizen: van verschillende panden in de Zwaansteeg naar de Stroosteeg en weer terug naar de Zwaansteeg. Waarschijnlijk hadden zij het niet breed.
Na het overlijden van Hendrikus in 1907 verhuisde Jacoba achtereenvolgens naar de Brouwerstraat, de Springweg en de Fockstraat, maar op enig moment vertrok zij naar Amsterdam, waar zij in 1927 op 81-jarige leeftijd overleed.
Interessante vraag is, of zij bekend was bij haar verre verwanten, die in het begin van de 20e eeuw in Amsterdam waren gevestigd.
- Johannes (1820-1822)
-
Floris (1800-1849)
In 1800 beviel Aartje, de vrouw van Johannes sr., van een tweeling. Eén van de kinderen overleed bij de geboorte, de ander werd Floris gedoopt.
Hoewel er uit deze tijd uiteraard nog geen foto’s bestaan, kunnen we dankzij zijn inschrijving voor de Nationale Militie toch een indruk krijgen: lengte 164,1 cm, grijze ogen, brede neus, ruime kin, bruin haar.
Floris werd baander (touwslager) en zou zijn hele leven in Oudewater blijven wonen. Hij huwde met Adriaantje van Puffelen, dochter van een baander. Zij kregen negen kinderen, waarvan slechts drie de volwassen leeftijd zouden bereiken.Zowel in de huwelijksakte als in de geboorte-akten van zijn eerste kinderen, werd genoteerd, dat Floris verklaarde “niet te kunnen schrijven“. Maar vanaf 1828, bij de geboorte van zijn vierde kind, verscheen van hem toch een handtekening onder de akten.
In 1842, twee maanden na het overlijden van hun jongste kind, overleed Adriana, 46 jaar oud. Van de vier kinderen die toen nog in leven waren, was de oudste 17 en de jongste 7 jaar oud.
Zeven jaar later overleed ook Floris, op de dag voor zijn 49e verjaardag.De kinderen van Floris en Adriana:
- Johanna Cornelia (1822-1823)
Dit meisje werd slechts drie maanden oud.
- Johanna Cornelia (1825-1904)
Toen haar vader in 1849 overleed, was Johanna Cornelia 24 jaar. De kans is groot, dat zij tot dan toe de zorg over het gezin had overgenomen van haar moeder, die zeven jaar eerder stierf. Maar nu was voor haar het moment gekomen om op eigen benen te staan, en zij vertrok naar Gouda, waar zij als dienstbode ging werken. Tien jaar later vertrok zij naar Leiden; ook daar was zij dienstbode.Interessant is de vermelding van haar geboortedatum: bij de laatste adressen in Gouda staat: februari 1827, in Leiden werd 1835 als geboortejaar genoteerd. Door de opeenvolging van actes moet het toch om steeds dezelfde Johanna Cornelia gaan.
In 1861 trouwde zij met de twaalf jaar jongere Jacob de Gunst, sigarenmaker. De leeftijd van de bruid, 36 jaar, werd hier correct vermeld, zodat ook de bruidegom zich daarin niet kan hebben vergist. Zij vestigden zich op de Hooigracht.
Twee maanden na het huwelijk werd hun eerste kind geboren. De zeer zware bevalling werd in détail beschreven in het proefschrift van Simon Adrianus van de Chijs (Verloskundige Kliniek en Polikliniek; Waarneming XXVII. Patiënt no.125.), die daarmee de graad van Doctor in de Geneeskunde verkreeg. (Klik op de foto van het proefschrift voor het verslag van de bevalling).
Het kind was matig ontwikkeld en aanvankelijk schijndood, maar kwam uiteindelijk weer bij, zodat de vader twee dagen later aangifte kon doen van de geboorte van zijn zoon, Daniel Adrianus.Ondanks deze pijnlijke ervaring zou Johanna Cornelia nóg vier kinderen krijgen. Drie van hen stierven op peuterleeftijd.
Het gezin verhuisde vaak in korte tijd: Mandenmakersteeg, Heerensteeg, Kraaierstraat, Hoefstraat. Hier overleed in mei 1872 Jacob de Gunst, 36 jaar. Zoon Daniel was elf, zijn zusje Johanna Cornelia zeven en Adriana twee jaar oud. Adriana overleed een paar maanden later.- Zoon Daniel Adrianus zou later pakhuisknecht worden. Ondanks zijn zwakke start bij de geboorte had hij dus toch een stevig beroep gekozen. Hij huwde in 1883 met Catharina van de Wijngaard, kreeg kinderen en werd 72 jaar oud.
- Dochter Johanna Cornelia overleed in 1937; voor zover bekend bleef zij ongehuwd.
In 1878 hertrouwde moeder Johanna Cornelia met de 65-jarige weduwnaar Pieter Wakka, wever uit Leiden. Johanna Cornelia woonde toen met haar kinderen, 17 en 13 jaar oud, in de Consciëntiestraat. Ook Pieter Wakka woonde in deze straat.
Pieter overleed in 1887, waarna Johanna Cornelia verhuisde naar het Catharina Maartensdochtershof, waar zij vele jaren later in 1904 overleed, 79 jaar oud. Bij haar registratie op dit adres stond vermeld, dat zij schoonmaakster was. Of zij dat op die leeftijd nog steeds deed is niet bekend, maar dat zij de tijd lezend doorbracht is niet waarschijnlijk; op verschillende aktes liet zij vermelden: “niet te kunnen schrijven als hebbende de schrijfkunst niet geleerd“.
In de periode dat Johanna Cornelia met haar gezin in Leiden woonde, was haar verre neef, de horlogemaker Johannes Leendert Faddegon, met zijn gezin op de Hogewoerd gevestigd. Zouden zij elkaar hebben gekend en geweten hebben hoe zij aan elkaar verwant waren?
- Jannigje (1826-1896)
Over de jongste jaren van Jannigje is nog niet veel bekend. Ze was 15 toen haar moeder overleed en 22 bij het overlijden van haar vader.
In 1860 stond zij ingeschreven als inwonend dienstbode bij een grote familie in de Hoogstraat in Rotterdam. Zij vertrok naar Kralingen, en woonde tot 1862 korte tijd in Leiden, waarschijnlijk bij haar oudere zus op de Hooigracht. Daarna ging ze weer terug naar Rotterdam, waar ze tot 1869 op meerdere adressen diende.
Net als bij haar andere zussen stond bij de verschillende inschrijvingen vaak een afwijkende geboortedatum vermeld. Zouden zij dit opzettelijk foutief hebben opgegeven? Behalve als Jannetje wordt zij soms ook als Jannetje ingeschreven. Het is echter wel vrijwel zeker, dat het steeds om dezelfde persoon gaat.
In 1869, Jannigje was toen 42 jaar oud, vertrok zij naar het Brabantse Grave, waar zij huwde met haar neef Hermanus, zoon van haar oom Johannes Faddegon jr. Het paar vestigde zich in Breda.
Jannigje overleed in 1897 op 70-jarige leeftijd. - Jacoba Margaretha (1828-1835)
Overleed op de leeftijd van zes jaar.
- Antje (1830-1830)
Overleed na twee dagen.
- Antje (1832-1847)
Was 10 jaar oud toen haar moeder overleed. Overleed zelf op 16 jarige leeftijd.
- Johanna (1835-1919)
Waarom dit kind, net als haar tien jaar oudere zus, Johanna werd genoemd, is niet helder. Het zal voor de nodige verwarring hebben gezorgd. In de verschillende bevolkingsregistraties werd haar zus wel steeds als “Johanna Cornelia” ingeschreven. Ondanks dat de geboortedata van beide dames regelmatig fout werden genoteerd, was het daardoor mogelijk toch vast te stellen om wie van de twee het ging.Johanna’s moeder overleed toen zij 7 was, haar vader op haar 14e. De schoenmaker Jan van Puffelen, een broer van haar moeder, werd tot voogd benoemd; Jacobus Kranenburg, een zwager van haar tante Jacoba Margaritha Faddegon, werd toeziend voogd. Nog voor haar 18e verjaardag vertrok Johanna naar Gouda, waar zij dienstbode werd. Ook zus Johanna Cornelia werkte in die jaren in Gouda als dienstbode. Drie jaar later, in 1855 vertrok Johanna naar ‘s Gravenhage. Ook daar werkte zij als dienstbode.
In 1858 huwde zij in Den Haag met 30-jarige Willem Frederik Beekink. Johanna was minderjarig, dus haar voogd en toeziend voogd waren bij het huwelijk aanwezig om hun toestemming te geven. Willem was “dienaar van politie“.
Zeven jaar later vestigden zij zich in Rotterdam. In het bevolkingsregister staat bij Willem vermeld: “Agent van Politie (Suriname/ met verlof)“. Wellicht waren Johanna en Willem in die jaren samen in Suriname, dat is nog niet duidelijk. Wel bleek Willem dus op zijn 38e reeds met verlof te zijn.
Mogelijk konden zij van een pensioen leven, want op de (vele) registraties in de jaren hierna werd van geen van beiden nog een beroep vermeld. Willem overleed in Rotterdam in 1884, 56 jaar oud. In twintig jaar tijd hadden zij op minstens twintig verschillende adressen gewoond: Rotterdam (2x), Hardinxveld, Rotterdam (2x), Oegstgeest, Amsterdam, Brussel, Arnhem, Amsterdam (enkele maanden inwonend bij een neef van Willem), Rotterdam, Heemstede, Rotterdam, Apeldoorn, Rotterdam, Amsterdam, Nieuwer Amstel, Rotterdam (4x).
Johanna overleed 35 jaar later, in 1919. Zij bleef al die tijd in Rotterdam wonen, waar zij in 1897 een jaar lang inwoning kreeg van haar 13 jaar oudere neef Hermanus. Hermanus was gehuwd geweest met Johanna’s zus Jannigje, die kort daarvoor was overleden.
- Jan (1837-1842)
Overleed op de leeftijd van vijf jaar.
- Arie (1841-1842)
Overleed 4 dagen na zijn broertje Jan, op de leeftijd van 11 maanden.
- Johanna Cornelia (1822-1823)
-
Jacoba Marregrita (1803-1878)
Over de dochter van Johannes en Aartje is weinig bekend.
De eerste gegevens betreffen haar huwelijk in 1853 met de weduwnaar Jan Kranenburg. Jacoba was toen al 50 jaar oud. Jan Kranenburg was 62 jaar, geboren in IJsselstein en loodgieter te Oudewater. Hoewel beiden uit Oudewater kwamen en daar ook bleven wonen, vond het huwelijk in Utrecht plaats.
Jan was eerder getrouwd geweest met Margaretha Wilhelmina Meere, met wie hij een zoon had, Abraham, toen 25 jaar oud.
Jan overleed in 1869, 80 jaar oud. Jacoba overleed negen jaar later; zij was toen bijna 75 en woonde in Oudewater in de Marktstraat. Aangifte van overlijden werd bij beiden gedaan door Jan’s zoon Abraham Kranenburg, die ook loodgieter was geworden.
-
Leendert (1805-1806)
De jongste zoon van Johannes en Aartje werd op 11 juli 1805 geboren.
Hij overleed op 4 januari, dus bijna een half jaar later, hoewel in het begraafboek iets anders staat:
“Januarij 1806. 4 dito. Leendert kind van Johannis Faddigon oud 14 Weeken van den Armen op Kerkhof.”
Deze uitgebreide tak van de familie behoorde in de 19e eeuw tot het armere deel van de bevolking.
De vrouwelijke Faddegons waren vrijwel zonder uitzondering werkzaam als dienstbode, meestal inwonend.
Er zijn geen nakomelingen meer die de naam Faddegon dragen. In de parenteel van hun stamvader is te zien onder welke namen de familie zich in de vrouwelijke lijn voortzet: de Gunst, Tomassen, de Kogel, de Meij.
Reacties of aanvullingen? Klik hier.
- Terug naar de pagina: Faddegons in Dordrecht
- of terug naar het overzicht
- of terug naar de beginpagina.