Publicaties Pieter Faddegon

Alle publicaties, die Pieter Faddegon in boek- of brochurevorm heeft uitgegeven, zijn aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en in de bibliotheek van de TU Delft. Gedigitaliseerd zijn ze beschikbaar op Google Books. Van een aantal ervan is een origineel exemplaar aanwezig in het familie-archief.

Deze bijlage bevat onder meer de titelbladen en, waar aangetroffen, de bespreking in dagbladen.

  • De Waterbraker (1846)
  • Droogmaking Zuiderzee (1848) (met Kloppenburg)
  • Betoog verkort Noordzee-kanaal (1853)
  • Noordzeekanaal en spoorweg Nieuwediep (1859)
  • Amsterdam voorgesteld als centraalpunt van de handelsgemeenschap, per spoor of te water, voor geheel Nederland; artikelenreeks in het Nieuw Amsterdams Handels- en Effectenblad (1859), zie dit PDF-bestand.
  • Eene stem over de Noodzakelijkheid (1879)
  • Zuiderzee als Staatsdomein (1885) (met Pieter jr.)
  • Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee (1916) (uitgave door W.H.Kloppenburg)

De Waterbraker (1846)

de waterbraker

Beschrijving
van het
water-opvoerings-werktuig,
genaamd:
perpendiculaire dubbele trechter-vijzel
of
WATERBRAKER,
benevens
natuur- en werktuigkundige beschouwing
over
de in gebruik zijnde
WATER-OPVOERINGS-WERKTUIGEN,
door
Pieter Faddegon, Pz.
Werktuigkundige
te
Amersfoort.

Met bijgevoegde akten van proefmalingen en eene uitslaande plaat.
———–
Amsterdam.
G.M.P. Londonck
1846

1846.04.03 Handelsblad

In ruim honderd pagina’s aaneengesloten tekst geeft de auteur een opsomming van de nadelen van de bestaande wateropvoerwerktuigen: lekverliezen, wachtdeuren die pas na voldoende opstuwing opengaan, geringe opvoerhoogte, etc.
Deze nadelen zijn niet aanwezig bij Pieter Faddegons uitvinding, de perpendiculaire trechtervijzel of waterbraker.
Behalve schepraderen en vijzels komen ook andere vindingen aan de orde, zoals het horizontaal scheprad en de trechter. Deze laatste vertoont veel overeenkomsten met de waterbraker, maar is niet voorzien van spiraalvormige geleiders in de kuip, waardoor het water alle kanten opspat.
In het betoog wordt een theorie ontvouwd over eigenschappen van water, die over het geheel beschouwd nogal mistig blijft: de beginsels der waterbeweegkundige grondregelen, van vloeibaar, vogtig, vlietend en wigtig.
In het voorwoord heeft de auteur zich al verontschuldigd met: “Niet wetenschappelijk opgevoed zijnde, en ook het onderwerp, dat ik te behandelen heb, zijn redenen waarom ik de inschikkelijkheid mijner lezers omtrent stijl en taal verzoek […]”.

Het boek besluit met de actes van proefbemaling in Het Buitenveldje bij Broek op Langendijk, waarvan er inmiddels een vijftal zijn gedocumenteerd.

Doorsnede van de molen
Doorsnede van de molen op de uitslaande plaat.

De belangrijkste eigenschappen van de waterbraker zijn:

  • De trechter bestaat uit twee in elkaar passende delen (en dus niet langer uit drie, zoals in de versie van het octrooi), die direct op de koningsspil is gemonteerd.
  • De molen staat met zijn onderkant volledig in het water; de trechter is langs de spil in hoogte verstelbaar, waardoor de diepte waarmee de trechter in het water staat te regelen is.
  • In de trechter zijn spiraalvormig oplopende geleiders aangebracht.
  • Het opgevoerde water wordt in een ringvormige bak opgevangen net onder de eenvoudige zwichtstelling.
  • Hoewel er geen maten worden vermeld, lijkt de spil nogal fragiel uitgevoerd.
                 Zij-aanzicht trechter.
Zij-aanzicht trechter
Boven-aanzicht trechter

Boven-aanzicht trechter

Droogmaking Zuiderzee (1848)

1848 Indijking en droogmaking Zuiderzee* “De indijking en droogmaking van het Zuiderzee en het IJ, met kanalen van af den IJssel bij Arnhem, langs Amsterdam tot in de Noordzee; Voorgesteld en aangeprezen als een krachtig middel tot verheffing van handel, scheepvaart en landbouw in Nederland”, (door J.Kloppenburg en P.Faddegon, doch deze staan nergens als auteurs genoemd); te Amsterdam; bij G.M.P. Londonck; 1848. VI, 157pp.

 

Waarom Pieter Faddegon en Jacob Kloppenburg hun naam als auteurs niet in dit boekje vermeldden, is niet bekend. In eerste instantie werd het toegeschreven aan ir.W.A. Froger.
Het wordt algemeen als het eerste plan tot drooglegging van de Zuiderzee beschouwd, hoewel het idee ook in eerdere geschriften al wel is vermeld. Faddegon en Kloppenburg geven een zeer wijdlopig betoog over de benarde staat van Nederland. In ruim 150 pagina’s aaneengesloten tekst worden vrijwel de gehele nederlandse economie, infrastuctuur en waterhuishouding behandeld, met vergelijking naar vroeger tijden en buurlanden (vooral Engeland). Het gebrek aan initiatieven om vernieuwingen door te voeren en zaken aan te pakken, wordt veelvuldig gehekeld.
Tussen al deze argumentatie is summier een idee te krijgen van het waterstaatkundige plan dat de heren voorstellen.
Het open IJ bij Amsterdam moet worden ingepolderd en afgesloten van de Zuiderzee en een kanaal door de duinen bij Santpoort moet Amsterdam met de Noordzee verbinden.
Een dijk van Enkhuizen naar Stavoren sluit de Zuiderzee af, waarbij een kanaal langs de oorspronkelijke kust zorgt voor de verbinding van de aanliggende havensteden met Amsterdam en waarmee tevens de afwatering van de (gekanaliseerde) IJssel en Vecht wordt gewaarborgd.
In een later stadium kan, door middel van dijken tussen de Waddeneilanden, tenslotte de gehele Waddenzee worden ingepolderd.

Zelf geven ze te kennen, leken te zijn op waterbouwkundig gebied, hun ideeën graag laten aanvullen met die van deskundigen, maar in het belang van de gehele nederlandse bevolking willen zij dit toch onder de aandacht brengen van de regering, de waterstaat en andere bestuurlijke organen.

In de “Geschiedenis tot afsluiting en droogmaking der Zuiderzee” schrijft ir. van der Wal in 1923: “Meer dan zeer algemeene denkbeelden geven de Heren Kloppenburg en Faddegon in hun geschrift niet. De indijkings- en droogmakingswerken worden, zooals reeds het titelblad vermeldt, in ’t bijzonder aangeprezen als een krachtig middel tot verheffing van handel, scheepvaart en landbouw in Nederland. Op technische kwesties gaan de schrijvers in ’t algemeen niet in. Zij achten de uitvoering ervenwel mogelijk en deelen als hunne meening mede, dat de Hollandsche waterbouwkundigen er ongetwijfeld in zullen slagen, de verschillende problemen, welke zich daarbij zullen voordoen, tot goede oplossing te brengen.”

Opvallend is, dat in deze uitgave geen landkaart is opgenomen. Ook een raming van de kosten ontbreekt. Deze werden door een kleinzoon van Jacob Kloppenburg wel in de handschriften teruggevonden en gepubliceerd in diens heruitgave van 1916.

Dankzij S.Vissering kreeg het boek in bredere kring bekendheid. Onder de titel: “Een uitstapje naar Y-muiden” schreef deze een verhaal in “De Gids”, waarin deze nog niet bestaande plaats aanschouwelijk werd beschreven.
Een jaar later verscheen een boekje van ir.B.P.G. van Diggelen, met een meer technisch onderbouwd plan.

Betoog verkort Noordzee-kanaal (1853)

1853 - Betoog verkort Noordzee-kanaal

* “Betoog der noodzakelijkheid van een verkort Noordzee-kanaal door het IJ; zoowel voor Amsterdam als voor geheel Noord-Holland en de daarin liggende waterschappen”, door P.Faddegon Pz.; Amsterdam, Gebroeders Kraay; 1853. 24 cm. XII, 92 pp.

 

advertentie Handelsblad 11 maart 1853

 

 

 

 
De tekst is vooral een onderbouwing voor het feit, dat er breder moeten worden gekeken naar de aanleg van het Noordzee-kanaal dan alleen vanuit het nut van de ontsluiting van de haven van Amsterdam.
Ook de verbetering van de waterhuishouding in de aanliggende waterschappen en het voordeel van door inpoldering te verwerven vruchtbare grond moeten bij het maken van een plan worden betrokken.
De schrijver pleit er dan ook voor vertegenwoordigers uit waterschappen en provinciaal bestuur in de commissie op te nemen. En zelf is hij ook beschikbaar…
Het boekje besluit met een afdruk van de adressen, die aan de verschillende besturen zijn gestuurd om dit standpunt onder de aandacht te brengen.

Van het adres aan het Amsterdamse stadsbestuur volgt hier de volledige tekst:

Aan
de Edel-Achtb. Heeren Burgemeester
en Wethouders der Stad

AMSTERDAM

EDEL-ACHTBARE HEEREN!

De Ondergeteekende Adressant, werktuigkundige wonende te Schagen, neemt de vrijheid allernederigst zijne denkbeelden andermaal aan het Edel-Achtb. Bestuur over te leggen in nevensgaand betoog; dat bovendien door hem wordt ingediend bij de Besturen van Rijnland, Amstelland, de Zanen, het Collegie der uitwaterende sluizen van Noord-Holland, alsmede bij de Provinciale Staten van dit Gewest; met het dringende verzoek deze beschouwing ernstig ter harte te nemen, en de verschillende daarbij groot belang hebbende Waterschaps-besturen uit te nodigen, elk van hunnentwege leden te benoemen, tot het zamenstellen eener algemeene commissie tot onderzoek van de plannen die door de verschillende ontwerpers zijn voorgesteld, en van het door de reeds benoemde commissie van onderzoek uitgebragt rapport, opdat alle daarbij belang hebben de magten in alles, overeenkomstig hunne belangen, mogen gekend en vertegenwoordigd worden, waardoor alle belanghebbenden zullen worden opgewekt om het hunne bij te dragen tot het tot stand brengen van een zo nuttig werk.
Het hierbijgevoegde betoog toont aan, welke schaden en verliezen reeds geleden zijn en nog dagelijks geleden worden, en wij vertrouwen dat, hoe meer de belangen overwogen worden, des te grooter de overtuiging zal ontstaan van de noodzakelijkheid en uitvoerbaarheid van dit zoo gewigtig ontwerp, en tevens dat het niet op een te kleine schaal uitgevoerd moet worden, zal het aan de bestaande behoeften geheel beantwoorden.
Mogt ik het genoegen gehad hebben de eerste schrijver geweest te zijn van een plan tot het aanleggen van het Y Noordzee-kanaal met aanwinst der westelijke Y-gronden, en het indertijd voorgedragen hebben aan den toenmalige Ed.-Achtb. Burgemeester der Stad Amsterdam; men scheen toen nog niet genoeg van de noodzakelijkheid overtuigd. Kundige Ingenieurs hebben mij nagevolgd, en over een verkort Noordzee-kanaal hunne denkwijze door den druk algemeen kenbaar gemaakt en mijne gevoelens bevestigd en bewaarheid, en ik, daardoor aangemoedigd, waag het andermaal mijne denkbeelden over de verschillende gesteldheden der hierbij betrokkene Waterschappen open te leggen, en de mogelijke middelen tot herstel aan te wijzen.
Vreemd voorzeker, zal deze beschouwing voor velen schijnen, en de gronden van berekening los genoemd worden; ik erken dit gaarne, maar zuivere bronnen ontbraken mij, en misschien, dat door deze beschouwing anderen uitgelokt worden om meer licht over zaken te verspreiden, die nu nog duister schijnen. Dit denkbeeld heeft mij aangespoord mijn betoog aan het oordeel der verschillende belanghebbende Besturen over te leggen en aan hun oordeel te onderwerpen.
Mogt het Edel-Achtb. Bestuur kunnen besluiten eene gemengde commissie te benoemen uit de verschillende Besturen, de drie schrijvers-ontwerpers en de leden van de tegenwoordige commissie, de Adressant zou zich niet onttrekken, en zijn oordeel naar het gevoelen van anderen wijzigen, zoo dit bewezen werd beter te zijn.
De levendige overtuiging van het groote gewigt der hier behandelde zaak, de opmerkzame beschouwing der verschillende Waterschappen, het gevoel dat elk burger verpligt is, het algemeen belang zooveel mogelijk te bevorderen, heeft den Adressant gedrongen zijne geringe krachten te beproeven en zich te wenden tot de verschillende magten, welke in staat zijn, om zich zelven en het Vaderland eene eerezuil op de rigten, door de uitvoering van dit groote werk.

Uedel-Achtb. zeer gehoorzame
en onderdanige dienaar,
Schagen, (was get.) P. Faddegon Pz.
den 12 Januari 1853.

Noordzeekanaal en spoorweg Nieuwediep (1859)

1859 Noordzeekanaal en spoorweg Nieuwediep

* “Het Noordzee-kanaal en de spoorweg van het Nieuwe Diep op Amsterdam, met een zijtak van Uitgeest op Haarlem, enz. onmisbaar noodig voor Noord-Holland. Benevens een woord over het rapport der Waterstaats-commissie”, door Pieter Faddegon, Pz., Werktuigkundige; Amsterdam, H.W.Weijtingh; 1859. 24 cm. 128 pp.

advertentie Opregte Haarlemsche Courant 28 october 1859








28 october 1859 – Opregte Haarlemsche Courant


















12 november 1859 – Hoornsche Courant

Boekaankondiging.
Het Noordzee-Kanaal en de spoorweg van het nieuwe Diep op Amsterdam, met een zijtak van Uitgeest op Haarlem, enz., onmisbaar noodig voor Noord Holland. Benevens een woord over het rapport der Waterstaats-Commissie. door Pieter Faddegon Pz., Werktuigkundige. Opgedragen aan den Heere J. Messchert van Vollenhoven, Burgemeester van Amsterdam.


Onder bovenstaanden titel is hij den Boekhandelaar H.W. Weijtingh te Amsterdam, eene brochure verschenen, (zie deswege de Advertentie in onze Courant van Dingsdag 1 Nov N°. 858) die wij, zoo Wegens het groote doel, dat zij voorstaat als om de onpartijdige en juiste wijze, waarop zij dit behandelt, ten zeerste ter lecture aanbevelen. Trouwens, zoo iets op dit oogenblik in Nederland de aandacht in ’t algemeen en die van de inwoners der hoofdstad in ’t bijzonder bezig houdt — het is de kwestie der Spoorwegen en die van de doorgraving van Holland op zijn smalst. »In een tijd als thans,” dus vangt de schrijver aan, «nu het ontwikkelingsproces voor Hollands Noordelijk gedeelte staat opgemaakt en beslist te worden, zal het met ontijdig geacht worden daarover, indien mogelijk. nog meer licht te verspreiden.” En inderdaad, deze volzin van den Schrijver is maar al te juist. Immers, liet is eene levenskwestie voor dit gedeelte van Noord-Holland in het bijzonder, zooals de doorgraving tot een Noordzee-Kanaal voor Amsterdam, waardoor het Noordelijk gedeelte dier provincie tot een schier-eiland zal worden herschapen. — De Schrijver behandelt voorts de belangrijkheid van een’ Spoorweg naar het Nieuwe Diep, om die voortreffelijke Zeehaven en ’s Rijkswerf aldaar niet te laten uitdienen, vervolgens de massa specie, voor het beoogde kanaal te bewerken, het Verhang bij spuijing voor de waterlozing; de rigting, welke het meest wenschelijk ware te nemen (eene zooveel mogelijk regte lijn); het aanbevelenswaardige, om stoomkracht en spoorvervoer bij het maken van een Zee-Kanaal te bezigen; wijders bespreekt hij de te ontwerpen Zee-hoofden, de sluizen, de mogelijke (?) verzandingen enz., kortom, het werkje bevat alles, wat over het onderwerpelijk punt kan worden medegedeeld en is met zaakkennis geschreven, zoodat wij dan ook niet twijfelen, of de uitgave zal een ruim debiet tengevolge hebben.

Eene stem over de Noodzakelijkheid (1879)

1879 - Eene stem over de Noodzakelijkheid
* “Eene stem over de noodzakelijkheid van de verbetering der Nederlandsche rivieren en zeegaten en van het graven van kanalen ten behoeve van handel en scheepvaart, met lager waterloozing voor polderwaterschappen”, door P.Faddegon Senior, Waterbouw- en werktuigkundige te Kaapstad; Amsterdam, J.M.E. & G.H.Meijer; 1879. 20 cm. 129 pp.,ill.

advertentie Handelsblad 16 september 1879












Na een aaneengesloten tekst van ruim honderd pagina’s volgt een begroting voor de uitvoering en voor de kosten en baten in de volgende veertig jaren.
Ook is een viertal persoonlijke aanbevelingsbrieven toegevoegd, waaronder de brief waarin de prins van Oranje een model bestelde voor de Academie in Delft. Deze brieven zijn hierna opgenomen.

Behalve de advertentie, waarin de verkrijgbaarheid werd aangekondigd, is in de pers geen enkel bericht over dit boekje aangetroffen.

Bijlage No.1.
Het Loo, den
9 juli 1846.

Wel-ed. Heer!
Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje heeft met de grootste voldoening uw werktuig, genaamd de waterbraker, bezigtigd en is met de werking van hetzelve ten hoogste ingenomen geweest.
Hulde doende aan uwe onvermoeide pogingen ter bereiking van een doel, waarvan naar het oordeel van Z.K.H. veel nut zal zijn te trekken, heeft Hoogstdezelve het verlangen te kennen gegeven, het model daarvan in het vervolg te zien plaats nemen onder de verzameling van modellen aan de Koninklijke Academie voor civiele ingenieurs te Delft.
Ik heb bij dezen de eer, mij van de mij gegeven bevelen te kwijten.
De Secretaris van Z.K.H. de Prins van Oranje,
(was geteekend) Van Binckhorst.

Bijlage No. 2.
Aan den Wel-Ed.
Heer P. Faddegon,
werktuigkundige te
Amersfoort.
De ondergetekende, Ingenieur van den Waterstaat, A.B. Mentz, verklaart, dat de persoon Pieter Faddegon onder zijne orders heeft waargenomen de betrekking van dagelijksch opzichter bij de herstelling der kerk te Barsingerhorn, dat deze persoon bij dit werk getoond heeft, een in alle deele bekwaam en eerlijk opzigter te zijn, dat hij als opzigter zowel theoretisch als practisch met het bouwkundig vak grondig is bekend, en dat hij de noodige vastheid van karakter bezit, die voor de betrekking van opzigter gevorderd wordt.

Aldus naar waarheid opgemaakt,
Hoorn, den 2 Maart 1860.
(Was geteekend) A.B.Mentz.

Bijlage No. 3.
Aan den Heer
Pieter Faddegon Sr.
te Schagen.
Haarlem, den 22 December 1852.
De Staatsraad Commissaris des Konings in de Provincie Noord-Holland
Zendt met alle de daarbij behorende bijlagen hiernevens aan den Heer Pieter Faddegon te Schagen terug het bij adres van den 23 September 1851 gezonden conceptplan, om een machinaal zeekanaal en lijdijken te maken, enz. onder mededeeling, dat daarvan is kennis genomen door de Commissie voor het onderzoek naar het plan, om door een kanaal in het smalste gedeelte dezer provincie het IJ met de Noordzee te verbinden, en met dankzegging voor de belangstellenden ijver, door Zijn Edele in deze aan den dag gelegd.

De Staatsraad Commissaris des Konings voornoemd
(Was geteekend) Van Ewijk

Bijlage No. 4.
Ministerie van
Binnenlandsche Zaken,
26 april 1861

De Minister van Binnenlandsche Zaken, beschikkende op het te dien einde vanwege Zijne Majesteit aan hem verzonden adres van Pieter Faddegon te Schagen, waarin, onder overlegging eener memorie van toelichting, de adressante zijn de denkbeelden ontwikkelt over den aanleg van een kanaal van Amsterdam naar de Noordzee door Holland op zijn Smalst, en een kanaal van Amsterdam naar den Rijn,
Geeft onder dankbetuiging voor de in deze betoonde belangstelling, den Adressant te kennen, dat, hangende de tegenwoordige wetsvoordracht betreffende de verbeteringen der waterwegen van Amsterdam en Rotterdam naar de Noordzee, er geen aanleiding bestaat om zijn plan thans in nadere overweging te nemen.

(Was geteekend) S. van Heemstra
‘s-Gravenhage, den 26 april 1861.

Aan den
Adressant.

Zuiderzee als Staatsdomein (1885)

* “Herschepping van Nederland door de droogmaking der Zuiderzee als Staats domein”, door P.F.Senior & Junior; Kaapstad, gedrukt bij Braun, Michaelis & Co; 1885.
20 cm. 24 pp. 2 uitsl.bl., fig, krt.

Dit laatste boekje van Pieter Faddegon, dat hij samen met zijn zoon Pieter jr. opstelde, heeft als aanhef: “This is mij last saijing”. In 24 pagina’s wordt vrijwel de gehele Nederlandse infrastructuur behandeld: spoorlijnen, kanalen, overslaghavens en hun onderlinge samenhang. De waterhuishouding komt aan de orde in spuikanalen en verversing van het water in de grachten. Benutting van de veengronden en woeste gronden en uitbreiding van vruchtbare grond door drooglegging van de Zuiderzee in drie jaar tijd. Kritiek op de huidige plannen en de wijze van uitvoering van het Noordzee-kanaal. Dit alles met als doel: “het dierbaar Vaderland weer tot vroegere luister te verheffen.”
Bevat een kaartje met een nieuw plan voor drooglegging van de Zuiderzee en Waddenzee en een doorsnede van een Zuiderzeedijk.

Het boekje werd in Zuid-Afrika uitgegeven en gedrukt en ontving in de Nederlandse pers nogal wat kritiek. 1885 - Zuiderzee als Staatsdomein

Zuiderzeeplan uit het boekje van 1885Zuiderzeedijk uit het boekje van 1885





























7 januari 1886 – Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad

*— Wij ontvingen uit Kaapstad eene brochure van de hh. P. Faddegon senior en junior over de herschepping van Nederland door de droogmaking der Zuiderzee als staatsdomein. De schrijvers stellen de uitvoering als zeer gemakkelijk, de voordeelen als buitengemeen groot voor. Het boekje bevat een kaartje van de doorsnede der Zuiderzee-dijken en een ander van de Zuiderzee na de droogmaking. In een naschrift verdedigen zij dat denkbeeld tegen het vroeger door hen omhelsde plan van aanslibbing en gedeeltelijke droogmakingen. Nu de zaak der Zuiderzee weer aan de orde is, zal men wellicht met genoegen dit boekje lezen, als een bewijs, hoe men zich ook in de Kaapstad voor dit groote denkbeeld warm maakt.

9 januari 1886 – de Tijd

Van een zijde, waarvan men het zeker niet verwacht zou hebben, wordt een krachtig pleidooi gehouden voor de droogmaking der Zuiderzee. Wij ontvingen uit de Kaapstad een vlugschrift, gedrukt bij de firma Braun Michaelis & Cie, getiteld: “Herschepping van Nederland door de droogmaking der Zuiderzee als staatsdomein”, door de heeren P. Faddegon Senior en Junior, waarin dit denkbeeld breedvoerig wordt besproken en toegelicht, ook door kaarten, en met warmte aanbevolen. Straks zal men het misschien nog beleven, dat Zuid-Afrika geld geeft voor de openbare werken in Nederland, — een beschamend antwoord op Nederlands financieele houding tegenover een ander deel van Zuid-Afrika. (Arnh. Ct)

11 januari 1886 – Leidsch Dagblad

Leiden, 9 januari.

Eene der belangrijkste quaestiën van den dag is het ontwerp der heeren Van Diggelen en Buma over de afsluiting der Zuiderzee en de stuksgewijze drooglegging harer vruchtbare gedeelten. De heer R. Tutein Nolthenius wijdt in de “Ingenieur,” nieuw orgaan der Vereniging van burgerlijke ingenieurs, aan deze ontwerpen eenige kolommen, waarin hij betoogt hoe noodzakelijk het is, eindelijk tot een nauwkeurig onderzoek der drooglegging over te gaan. Wanneer men, zegt de schrijver, slechts een blik in de toekomst werpt, dan moet die blik een einde maken aan alle moedeloosheid. Waar zooveel geld wordt uitgegeven aan ondernemingen van mindere waarde, zou daar dan geen kapitaal voorhanden zijn voor zulk een grootschen, nationalen arbeid? Waar meer dan 200 millioen in eene onderneming wordt vastgelegd, welke minder dan één pct. rente afwerpt (de Staatspoorwegen), daar kunnen ook wel de millioenen gevonden worden voor een arbeid die, zij dan in de toekomst, zooveel meer vrucht zal afwerpen.
Van eene zijde, waarvan men het zeker niet verwacht zou hebben, wordt insgelijks een krachtig pleidooi gehouden voor de droogmaking der Zuiderzee.
Wij ontvingen nl. uit de Kaapstad een vlugschrift, gedrukt bij de firma Braun Michaelis & Cie., getiteld: “Herschepping van Nederland door de droogmaking der Zuiderzee als Staats-domein,” door de heeren P. Faddegon senior en junior, waarin dit denkbeeld breedvoerig wordt besproken en toegelicht, ook door kaarten, en met warmte aanbevolen.
Straks, zegt de “Arnh. Crt.”, zal men het misschien nog beleven dat Zuid-Afrika geld geeft voor de openbare werken in Nederland – een beschamend antwoord op Nederland’s financieele houding tegenover een ander deel van Zuid-Afrika.
Het zwakste gedeelte dezer ondersteuning is de dichterlijke ontboezeming waarmede de schrijvers hunne brochure besluiten, gelijk men oudtijds een toneelstukje met een paar coupletten besloot. Het gedicht vangt aan met de regels:
Herschepping van uit de nood
Geeft veel overvloed van brood.
De Zuiderzee tot land gebracht
Geeft aan bevolking nieuwe kracht.

22 januari 1886 – Goudsche Courant

Tot zelfs in Kaapstad ondervindt de droogmaking van de Zuiderzee sympathie. De heeren P. Faddegon Sr. en P. P. Faddegon Jr. woonachtig te Kaapstad, gaven in een brochure met schetskaart der droogmaking uiting van hun gevoelen. Die brochure dagteekent eerst van 24 Nov. 1885; dus zeer waarschijnlijk hebben nog slechts weinig exemplaar Nederland bereikt, ofschoon wij niet twijfelen of weldra zal men haar in alle boekwinkels voor eenige stuivers verkrijgbaar gesteld zien. Een oordeel over de plannen, alsmede over de aangegeven wijze om het benoodigde kapitaal bijeen te brengen voor de uitvoering van het grootsche werk: “Herschepping van Nederland door de droogmaking der Zuiderzee als Staatsdomein”, behouden wij ons voorlopig voor. Hoewel in slecht Nederlandsch geschreven, vol taalfouten, is het boekje waard om te worden gelezen; want afgescheiden van de zaak die daarin wordt behandeld, toonen de schrijvers, waarvan één reeds meer dan 80 jaren telt, hoewel ver van hun vaderland verwijderd en, volgens hun eigen verklaring, door geen de minste drijfveeren van eigenbelang tot de uitgave gedrongen, een hart te bezitten, dat nog warm klopt voor Koning en Vaderland! Of de schrijvers zich niet al te veel illusiën van een eventuele droogmaking hebben het gevormd, is een vraag, welker beantwoording wij overlaten aan al diegenen die met deze brochure kennis zullen maken.
(Dagblad)

13 februari 1886 – Nieuwe Landbouwcourant

Dat er tegenwoordig hier te lande gedacht en geschreven wordt over de indijking van de Zuiderzee, nadat deze kwestie weer opgewarmd is door de heeren Buma en van Diggelen, laat zich begrijpen; maar dat zelfs in Zuid-Afrika eene brochure over deze belangrijke zaak zon verschijnen mocht men zeker niet verwachten. En wanneer men aan het begin dier brochure de vraag leest: „Wil men de herschepping van Nederland? en den toestand van Neerlands bevolking in een voortdurende gunstige positie brengen???” en het daarop gegeven antwoord: „Dan is de Indijking, en de droogmaking der Zuiderzee het eenige, en waarachtige redmiddel voor Nederland men leze eerst onze betoogen, en oordeelen daarna, of wij onwaarheid spreken; het welslagen der zaak in dezen, hangt geheel van de wijze der uitvoering af; ons doel, ons streven is den Staat aan een duurzaam Domein te helpen, waardoor en, waaruit, naar uiterlijk twintig a vijfentwintig jaren een vrij Staats-Domein zal verkregen werden met vele duizenden Boerenplaatsen van verschillende afmetingen, alsmeden, vijfentwintig duizend arbeiderswoningen, ieder met een Bunder grond, om armoede te voorkomen onder de arbeidende stand: daarenboven nog vele duizenden huizen, en gebouwen, en (buiten) dit alles de bevolking in staat gesteld worden, meer dan honderd Millioenen Landbouwprodukten, per jaar meer te kunnen produceeren, als thans het geval is en het land, huizen enz. den staat aan nieuwe inkomsten van zeker veertig vijftig millioenen ’s jaars zouden helpen” — zoo is men zeker niet minder verwonderd over de stoute verwachtingen, die de schrijvers, de heeren Faddegon Sen. en jun., koesteren van die indijking, over de eigenaardige taal en stijl, waarin zij die inkleeden.
In allen gevalle wordt men nieuwsgierig, hoe zij het aangelegd willen hebben om zulke gunstige uitkomsten te verkrijgen.
Al spoedig ontwaart men echter dat de heeren erg phantastisch zijn, want op bl 5 rekenen zij, dat de bunder grond 100 gulden huur zal opbrengen en dus 500000 bunder 50 millioen, en men bovendien nog 10 millioen diverse inkomsten zal verkrijgen. Maar op bl. 7 komen zij al tot f 200 huur per bunder, want zeggen zij : „Wij hebben gehoord van personen, uit de Waard en Groet Polder, dat de oogst, op een Bunder land; zes honderd gulden een jaar had opgebragt, onze zegsman was den WelEdelen heer Schaap, alsmede dat men een jarige Meekrap voor elf honderd gulden verkocht om met najaar te rooijen; en dit zijn toch ook gronden, die voor weinige jaren; een deel der Zuiderzee waren; wij overdrijven dus niet, als wij een gemiddelden som van twee honderd gulden per Bunder per jaar rekenen.”
Door zoo ruim te rekenen kan men wel hooge inkomsten verkrijgen. 1)
De heeren Faddegon rekenen daarbij op vele indirecte voordeelen, onder anderen op de verbetering onzer rivieren en halen daarbij allerlei courantartikels aan om op den slechten riviertoestand te wijzen; b. v. op bl. 11 staat: „Zoo leze men ook van Wageningen; – „De rivier de Lek is zeer laag, de haven kan geen schip inkomen, zit vol slipstof; men moet naar het Leksiesveer om op, en af, de stoombooten te komen.””
Wanneer men nu vooreerst bedenkt, dat Wageningen niet aan de Lek maar aan den Rijn ligt en ten tweede weet, dat het dichtslibben van het havenkanaal alhier grootendeels een gevolg is van het varen met stoombooten daarin, op gelijke wijze als zulks met vele kanalen in Groningen en Friesland al sedert jaren geschiedt, dan staat men er verbaasd over hoe iemand verband kan zoeken tusschen het dichtslibben van zoo’n havenkanaal en het indijken der Zuiderzee.
Het lust ons niet hier meer uit deze zonderlinge brochure, blijkbaar zonder eenige kennis van zaken opgesteld, aan te halen; het bovenstaande moge voldoende zijn om er op te wijzen met welke lichtzinnigheid tegenwoordig en ook hier landbouwzaken behandeld worden. Erger echter als deze heeren in de Kaapstad (Kerkstraat no. 18) kan het haast niet.

1) Des te meer moet ons een en ander verwonderen omdat – mag men de dagbladen gelooven – ook in Zuid-Afrika de prijzen der artikelen zoo colossaal gedaald zijn en die heeren niet schijnen te weten, dat dit ook hier het geval is.

Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee (1916)

1916 - Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee 1848
* “Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee, 1848, door J.Kloppenburg en P.Faddegon Pz.” met een inleiding van W.H. Kloppenburg, Civ.-ingenieur; gedrukt bij W.J.Thieme & Cie te Zutphen; 1916.

In 1916 door W.H. Kloppenburg, civiel ingenieur, uitgegeven herdruk van het boekje van Faddegon en Kloppenburg uit 1848. W.H.Kloppenburg was een kleinzoon van Jacob Kloppenburg en opgeleid aan de Polytechnische School in Delft.

In het voorwoord geeft hij een korte samenvatting van de tot dusver gemaakte plannen en beschrijft hij de levensloop van zijn grootvader, die eindigt met: “dankzij de zorgen van zijn zoons genoot hij nog een betrekkelijk gelukkigen oude dag, want door zijn verwanten werd hem vaak verweten dat hij zijne eigen belangen heeft opgeofferd aan het algemeen welzijn, in ’t bijzonder aan zijn geboortestad Amsterdam.”

Over het boekje uit 1848 merkt hij op: “Het geheel lijkt mij wel de moeite waard, om aan de vergetelheid ontrukt te worden. Mocht ooit besloten worden een museum op te richten betrekking hebbende op curiosa betreffende de Zuiderzee, dan moge dit boekje daarin een bescheiden plaats innemen als souvenir aan den grooten enthousiast.”

De bijlage bevat een korte omschrijving van de plannen en een raming der kosten onder de titel: “Ontwerp van Indijking en Droogmaking van een gedeelte der Zuiderzee vanaf Enkhuizen tot Stavoren en en Indijking en Droogmaking van het IJ en Zeekanaal van Amsterdam tot in de Noordzee.”
Deze zouden door de auteur in de oorspronkelijke manuscripten zijn aangetroffen.